Het was me het weekje wel, zeg. Een week die begon op maandagochtend en doorging tot vrijdagmiddag. Nu zijn de meeste weken in mijn dagelijkse leven op deze manier opgebouwd, dus een echte verrassing was het niet. En als ik heel eerlijk ben, was het gewoon een doorsnee week. “Niets bijzonders, dus.”, hoor ik u denken. En u heeft verdorie nog gelijk ook! Het was een gewone, doorsnee week. Met dien verstande dat ik mijn cd verzameling weer enigszins heb uitgebreid. Op zich ook niets bijzonders, inderdaad. Want dat gebeurt ook elke week. Maar waarom begin ik deze alfabetcolumn dan met de woorden: “Het was me het weekje wel, zeg”? Welnu, dat komt omdat ik ben aanbeland bij de letter “j”. De tiende letter van het alfabet, zoals u weet. En deze letter heeft me de hele week bezig gehouden.
De letter “j”, namelijk, is een letter die ruimschoots vertegenwoordigd is in mijn collectie, als het gaat om het aantal cd’s wat achter de divider staat. Ik heb namelijk al mijn verzamel-cd’s, met daarop Jazz, daar staan. En dat zijn er nogal wat. Zo staan er alleen al meer dan twintig cd’s van het North Sea Jazz Festival. Nog eens vijftien van Blue Note, een tiental Jazz-cd’s van het Kruidvat en een bijeenraapsel van cd’s uit uitverkoopbakken waar een gemiddelde hond geen brood van zou lusten. Ik, als bovengemiddelde hond, weet daar echter wel raad mee. Al gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik er nooit naar luister. Wat dat betreft zou ik deze cd’s, zonder daar lang over na te hoeven denken, zó met een grote boog de vuilbak in kunnen smijten. Maar dat doe ik niet. Ik heb het wel eens geprobeerd, hoor. Maar dan zie ik daar Stéphane Grappelli tussen staan – de helaas in 1997 overleden jazzviolist – en dan wordt mijn hart weer van peperkoek en schuif ik de cd terug in het rek en ga dan vlug iets anders doen.
Naast de ruim honderd jazz-verzamelaars, staat een – eveneens – aangename collectie artiesten, waarvan ik er thans een aantal zal uitlichten. En dan kan ik nergens anders beginnen dan bij Keith Jarrett. Van deze geweldenaar op de piano is de 6 cd-box The Sun Bear Concerts misschien wel één van mijn meest geliefde. Schitterende registraties van de vijf solo-piano concerten die hij gaf in Japan in het jaar 1976. Remastered in 1989, gekocht door Fred in 1994. Geweldige, meeslepende improvisaties. Adembenemend spel op de 88 toetsen die een piano rijk is. Elke cd bevat twee nummers van gemiddeld een halfuur. De zesde cd bevat drie encores. Waarom drie? Dat ik het niet weet. Wat ik wel weet, dat deze cd’s het best tot hun recht komen op de hoofdtelefoon. Ik heb een hoofdtelefoon van Sennheiser, die daar uitermate voor geschikt is, maar dat terzijde. Over zijde gesproken, wist u dat de zijderups niet in staat is de woorden Keith Jarrett uit te spreken? Wel zijn zij in staat ons te voorzien van het ruwe materiaal om uiterst zachte kledij en beddengoed van te maken.
Ik zal het nooit vergeten. In de winkel waar ik de eerder genoemde 6-box van meneer Jarrett kocht, kocht ik op een dag ook vijftien cd’s van Bob James. Die waren namelijk opeens in de aanbieding. En ja, dan heeft zo’n verkoper aan Fred een goeie. Stuk voor stuk heerlijk suffe jaren-’80- jazz (op het rándje, op het rándje). Ik vind Bob James uiterst aangenaam om naar te luisteren. Als mensen mij vragen: “Zeg Fred, vind jij Bob James aangenaam om naar te luisteren?”, dan antwoord ik steevast: “Ja.”
En dan staan er ook een aantal cd’s van Tom Jones bij de “J”. Ook naar Tom Jones luister ik graag. Ik moet echter wel eerlijk bekennen dat ik niet precies weet waarom. Ik ben dan ook een late fan van Tom Jones. Ik ben fan geworden van de man toen Carlton It’s Not Unusual playbackte in The Fresh Prince of Bel-Air. En toen hij de cd Reload uitbracht, met daarop de cover van Kiss, van Prince, kon hij voor mij niet meer stuk. Tom Jones.
Antonio Carlos Jobim, voor de prachtige Bossa Nova. Jewel, omdat mooie meisjes wel degelijk piano kunnen spelen. Jacques Le Philateliste, omdat ik daar zelf ook nog mee in de band heb gezeten. Op toetsen. Jawel! Jack Johnson staat er ook, voor zijn prachtige Better Together. Een trendsetter, beste mensen.
En, als afsluiter van deze alfabetcolumn: Michael Jackson’s Thriller. Buiten het feit dat dat gewoon een geweldige plaat is, noem ik hem hier omdat er aan voor mij aan Thriller, een herinnering kleeft die ik nooit zal vergeten. En deze herinnering wil ik graag met U delen.
Het was 2 december, 1983. Ik was elf jaar oud. In mijn ouderlijk huis speelde mijn vader klarinet. Aan het oefenen als een bezetene voor het kerstconcert van de Philips Harmonie. Het was donker buiten en het haardvuur brandde. Een haard die helaas niet meer bestaat, maar waarvoor ik, op de schoot van mijn ouders, de heerlijkste uren van mijn leven heb doorgebracht. Luisterend naar het knapperende hout, terwijl mijn vader het vuur liet branden. Een bordje met chocoladepudding of een glaasje ranja voor mijn neus. Avonden die nooit voorbij hadden moeten gaan. Een haard die nooit gesloopt had moeten worden.
Maar ik dwaal af. Pardon. Ik zat daar dus, op mijn knieën, dicht bij de televisie (om het klarinetgeluid van mijn vader zo min mogelijk te horen) toen Ad Visser (ja, die) bij Top Pop (in min of meer de volgende woorden) de nieuwe clip van Michael Jackson aankondigde: “En dan nu, de nieuwe clip van Michael Jackson, Thriller. Een van de langste clips uit de geschiedenis van de popmuziek. Deze clip is niet geschikt voor jeugdige kijkers.” Ik, als onverschrokken elfjarige, trok me daar niets van aan. Had ik immers niet de film The Wanderers zonder blikken of blozen durven bekijken? Maar natuurlijk wel! Stiekem vond ik dat een hele enge film, maar zeg dat maar eens op school. Je bent tenslotte elf.
Thriller begint. Links van me het vertrouwde haardvuur, rechts van mij mijn klarineterende vader. Wat kon me gebeuren? Welnu, er kon mij niets gebeuren, maar op het moment dat Michael, bij het wegtrekken van de wolken, in elkaar zakt en overeind komt het gele ogen en angstaanjagende tanden en roept: “Go way”, gaf ik gehoor aan deze sommatie en sprong ik op en rende, twee meter verder, naar mijn vader en zei: “het is heel eng.” Waarop mijn vader onmiddellijk opstond en ging kijken. Ik liep naar mama, die boven was (de trap had die avond negenenzeventig treden, in plaats van negentien).
Ik heb Thriller die avond niet gezien. De volgende dag op school, zeiden mijn vriendjes: “Ik heb gisteren Thriller gezien en vond het helemaal niet eng.” En kleine Fred zei: “Ik ook niet. Je zag zo dat die gele ogen nep waren.”