Het is 1970. In een platenzaak verdringen mensen zich rond een platenspeler waar de uitbater net een nieuwe plaat heeft opgezet. De naald zakt met een zachte ‘plok’ in de groef en na wat inleidende kraakjes vult de ruimte zich met de meest wonderlijke klanken. Het is jazz, maar dan met elektrisch versterkte instrumenten, zoals die in rock worden gebruikt. Basgitaar, vervormde elektrische gitaar en een Fender Rhodes-piano. Over en door dit geweld priemt het typerende geluid van een trompet.
Het Magnus Opus van Miles Davis zette de jazz op haar kop en liet niets in de muziek onberoerd. ‘Bitches Brew’ bleek een gids in een route naar tot dan toe onbekend en onontgonnen muzikaal terrein. Dergelijke platen zijn uniek, al zijn er heel veel platen die op zijn minst de pretentie hebben de volgende ‘Bitches Brew’ te zijn. En soms, echt heel soms, zit er een plaat tussen die echt innovatief is. Zo wordt ’Echo Woods’ ook aangeprezen, met de belofte van ‘een muzikaal avontuur dat conventies uitdaagt en nieuwe deuren opent in de moderne jazz’. Toe maar. De interesse is zeker gewekt.
‘Echo Woods’ van gitarist en componist Matteo Di Leonardo is zo’n belofte, maar de teleurstelling ligt als een groot hongerig monster op de loer. Het vergt namelijk moed om een werkelijke innovatieve plaat te maken. Op zo’n plaat moet de componist buiten de paden durven gaan, met alleen een klein lichtje zoekend door het donkere, dichtbegroeide woud van muzikale experimenten, naar dat ene geluid, dat ene sensationele akkoord dat de conceptie van een revolte in een bepaald genre kan inluiden. Dat kan bijvoorbeeld ook een instrument zijn dat nooit eerder is gebruikt in het genre. Zoals de sheng, een traditioneel Chinees blaasinstrument, bestaande uit verticale pijpen die door trilling in de pijpen allemaal een eigen toon produceren. Dat instrument heeft een bijzondere klankkleur, een geluid dat niet meteen lijkt te passen in jazzcomposities. De Taiwanese Shao-Huan Hung is wat dat betreft een pionier: afgestudeerd aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel mengt Hung de sheng met elektronische muziek en jazz.
Di Leonardo geeft Shao-Huan Hung en daarmee de sheng een podium in ‘Echo Woods’, het meest recente en vermoedelijk ook het meest ambitieuze project van de geboren Italiaan die sinds 2015 in Brussel woont en werkt. De Belgische hoofdstad blijkt vruchtbare grond te zijn voor de jazz van Di Leonardo: zo verscheen in 2018 al ‘Sketches’, ‘Kabisa’ in 2019 en ‘Wazito 4’ in 2023. Dit ‘Echo Woods’ is evenwel van een andere orde, juist omdat Di Leonardo op dit album verder probeert te reiken, baanbrekend verder. De toevoeging van de sheng vormt daarbij een belangrijk element: het harmonica-achtige geluid is absoluut een verrijking ten opzicht van het meer gebruikelijke instrumentarium met contrabas, drums, een blazerssectie en natuurlijk de elektrische gitaar.
In ‘Faith’, het eerste langere stuk na de ouverture, horen we direct wat de grote kracht van deze gitarist is. Het spel is virtuoos en verrassend, maar Di Leonardo is ook in staat om zich geheel naar de achtergrond te verplaatsen, zich weg te cijferen, geduldig wachtend totdat er ruimte ontstaat voor een volgende improvisatie. Vooral de wijze waarop de gitaar en de saxofoon van Toine Thys met elkaar lijken te dansen – bijvoorbeeld in ‘Gift’ – is een genot om naar te luisteren. In de improvisatiesolo’s horen we dat de Italiaan veel speelstijlen beheerst: van klassieke jazz tot bijna rocksolo’s waarbij de invloed van gitaristen als John McLaughlin en Lee Ritenour niet te missen is.
Matteo Di Leonardo is meer dan alleen de gitarist. ‘Echo Woods’ telt negen stukken, waarvan zeven eigen composities van de Italiaan. De twee andere stukken zijn ‘Have You Met Miss Jones’, een musicalhit dat vooral bekend is in de uitvoering van Frank Sinatra, en ‘Quiet Now’ van de Amerikaanse pianist Danny Zeitlin: in beide gevallen zijn de interpretaties van Di Leonardo op haar best onderhoudend. ‘Echo Woods’ moet het echt hebben van de eigen composities en wat dat betreft springt de afsluiter ‘Farewell’ er bovenuit, mede en wellicht vooral door het prachtige arrangement voor sheng en de blazers, met een slot waarin saxofoon en bassoon elkaar in een dialoog afwisselen voordat Di Leonardo een laatste solo mag inzetten.
De grote vraag is of ‘Echo Woods’ na dit vaarwel de ambitie heeft waargemaakt. Is het dat muzikale avontuur, de nieuwe definitie van de moderne jazz die de bio belooft? De toevoeging van de sheng levert inderdaad een bijzonder klankpalet op in combinatie met sterke blazersarrangementen en het veelzijdige spel van Di Leonardo zelf: kleuren die zich prachtig openbaren in de eigen composities. Maar ook kleuren die keurig binnen de lijntjes blijven en dat is het euvel van deze plaat. Om conventies uit te dagen, is meer nodig. Dat vergt de moed om in de composities zelf te breken met conventies en dat gebeurt echt te weinig. Daarvoor zijn de stukken nog te traditioneel, te weinig vernieuwend.
Toch de gevreesde teleurstelling? Nee, daarvoor is dit album te goed. Maar het blijft nog even wachten op een volgende revolte in de jazz, een volgende ‘Bitches Brew’. (7/10) (September / Hans Kusters Music)