In de stoffige uitgestrektheid tussen elektrische felheid en voorouderlijke eerbied verschijnt Mdou Moctar’s ‘Tears of Injustice’ niet als louter een akoestische herverbeelding, maar als een diepgaande meditatie over artistieke identiteit. Deze metgezel van hun kritisch bejubelde ‘Funeral For Justice’ is niet simpelweg unplugged—het is ontmaskerd, en onthult de skeletachtige waarheid onder hun versterkte kreten.
De transformatie van ‘Funeral for Justice’ naar de ‘Injustice Version’ rekt de compositie uit als een schaduw in de schemering, verdubbelt bijna zijn lengte terwijl elektrische furie wordt vervangen door iets meer onthutsends. Hier ademen Moctar’s composities anders, elke handtrommel en akoestische aanslag creëert negatieve ruimte waar ooit vervorming brulde. Wat opvalt is niet wat ontbreekt, maar wat er altijd was—de architecturale precisie van Moctar’s melodische sensibiliteit, nu belicht door afwezigheid.
Mikey Coltun’s baswerk wordt het zwaartekrachtcentrum waaromheen deze opnieuw vormgegeven stukken cirkelen. Op ‘Imajighen’ en ‘Oh France’ creëert zijn lage-tonen-beheersing een fundament dat tegelijkertijd oeroud en direct aanvoelt, waardoor Moctar’s akoestische versieringen erboven kunnen dansen als luchtspiegelingen. Wanneer elektrische elementen wel verschijnen—zoals in de spectrale gitaar die door de slotmomenten van de acht minuten durende ‘Imouhar’ spookt—arriveren ze als geesten in plaats van krijgers.
Er is een onvermijdelijke parallel tussen deze release en Tinariwen’s recente ‘Idrache’ verzameling. Beide vertegenwoordigen woestijnblues-giganten die worstelen met de paradox van wereldwijd succes—hoe authentiek blijven terwijl je steeds verder reist van het land dat je geluid baarde. Waar Tinariwen hun archief uitgroef als bewijs van wortels, deconstrueert Moctar zijn huidige werk, en ontdoet zich van Westerse verwachtingen van de ‘Sahara Hendrix’ om de Toeareg-verhalenverteller binnenin te onthullen.
Uitgebracht vlak voor het festivalseizoen, zou men ‘Tears of Injustice’ cynisch kunnen bekijken als koopwaar vermomd als artistiek statement. Maar de omstandigheden van zijn ontstaan—opgenomen in Brooklyn nadat bandleden door politieke onrust niet naar huis konden terugkeren—doordrenken deze sessies met werkelijke urgentie. De later in Niger opgenomen call-and-response vocalen overbruggen verder de geografische kloof die hen werd opgedrongen.
Wat dit werk uiteindelijk onderscheidt, is de omarming van dualiteit in plaats van afwijzing van beide vormen. Anders dan artiesten die commercieel succes verloochenen om authenticiteit te herwinnen, erkent Moctar dat zowel elektrische felheid als akoestische intimiteit geldige uitdrukkingen zijn van dezelfde creatieve waarheid. Het politieke protest in het hart van deze composities behoudt zijn kracht in beide settings—wellicht een bewijs dat de boodschap het medium overstijgt.
‘Tears of Injustice’ is geen terugtrekking uit Moctar’s elektrische evolutie maar een parallelle tijdlijn, suggererend dat authenticiteit niet gevonden wordt in het afwijzen van Westerse invloed of commercieel succes, maar in het onderhouden van een dialoog tussen traditie en innovatie. Hiermee heeft Mdou Moctar niet alleen een begeleidend stuk gecreëerd, maar een overtuigend argument voor artistieke veelzijdigheid in een tijdperk van rigide verwachtingen. Bestaat the Glitch dan toch? (8/10)(Matador Records)