Het was een roerig jaar, 1963. De wereld stond onder hoogspanning, met als apotheose de toespraak die president J.F. Kennedy op 26 juni hield in Berlijn en die hij afsloot met de woorden ‘Ich bin ein Berliner’. Daarmee benadrukte hij de verbondenheid van de VS met Europa en Duitsland in het bijzonder. Eerder dat jaar drukte Kennedy al een ferme stempel op de binnenlandse politiek door de Nationale Garde de deuren van de University of Alabama te laten forceren: gouverneur Wallace had tot dat moment geprobeerd om te voorkomen dat twee zwarte studenten zich op de universiteit zouden inschrijven.
In dat roerige jaar brengt John Coltrane zijn album ‘Ballads’ uit.
Het is 2025 en de wereld staat opnieuw onder hoogspanning, misschien wel erger dan ooit. De VS spelen nog steeds een hoofdrol, zij het deze keer wel een geheel andere met een president die een handelsoorlog ontketent en dreigt diverse stukken van de wereld ‘over te nemen’. In dat licht brengt Noah Preminger zijn nieuwe album uit, ‘Ballads’. Een album dat je niet los kunt zien van de actuele ontwikkelingen, al was dat geen doel op zich. Het primaire doel is de jazz en de jazz alleen. Die intentie is glashelder als je opent met ‘Stan’s Mood’, de klassieker van Stan Getz uit 1949. Toch is het verschil navrant: waar Getz op ‘On Savoy’ de melodie heel licht speelt, wordt het bij Preminger zwaarmoediger, mede omdat het tempo lager ligt.
Het zet de toon voor de rest van het album dat gerust een stijlbreuk genoemd mag worden in vergelijking met eerder werk van deze tenorsaxofonist uit New York, zoals het gelijknamige album van Coltrane dat ook was in 1963. Met dat album sloeg Coltrane een andere weg in door de jazz toegankelijk te maken. Het leverde hem naast lof ook stevige kritiek op: dit was geen jazz. Kritiek die ook nu zou kunnen klinken. Immers, is disruptie niet de raison d’être van jazz? Jazz moet schuren, is aan haar stand verplicht wegen te verkennen die tot dan toe onbegaanbaar leken. Jazz mag opbeuren en jazz mag treuren, want jazz is per definitie emotie.
Jazz is ook politiek geladen, als vertolker van verandering. Jazz bracht vrijheid. Davis, Gillespie, Rollins, Monk, Mingus: allemaal braken ze uit conventies en maakten muziek zoals zij dat wilden. Die vrijheid is al lang geen vanzelfsprekendheid meer. We hebben tegenwoordig weer politici die de – artistieke – vrijheid aan banden willen leggen. Dan moeten kunstenaars en musici opstaan.
Preminger doet dat in ‘Unfair World’ en ‘Democracy’, twee tracks die niet toevallig achter elkaar op het album staan. ‘Unfair World’ begint donker met alleen de piano van Julian Shore en het slepen van drummer Alan Mednard, voordat Preminger de eerste tonen blaast, treurend, bijna als een requiem dat naadloos overgaat in ‘Democracy’. Dat stuk werd in september van het vorige jaar opgenomen, te midden van de presidentiële verkiezingen. Het zijn twee weemoedige stukken, waarbij Preminger elke noot speelt alsof het zijn laatste is, scherp aangezet, zorgvuldig gearticuleerd, maar tegelijkertijd onverhuld tobberig.
Die toon overheerst op het hele album, ook in de Gershwin-klassieker ‘Someone To Watch Over Me’ dat Preminger met veel gevoel ten gehore brengt. In deze afsluiter demonstreert Preminger dat hij behalve melancholisch ook bijzonder virtuoos kan klinken, al missen we de tekst van Ira Gershwin zoals gezongen door Ella Fitzgerald. En ook hier geldt weer dat de oerversie lichter klinkt dan deze interpretatie.
Noah Preminger levert met ‘Ballads’ een album af dat voor velen wellicht iets te zwaar op de hand zal zijn. Het zijn inderdaad ballades, maar in sommige stukken vliegt de mistroostigheid de luisteraar echt naar de strot. Anderzijds, de wereld is op zijn zachtst gezegd een mistroostige plek, geregeerd door twee machthebbers die zich niets aantrekken van soevereiniteit, integriteit of decorum. Dan mag je best somberen. Zo beschouwd is dit album een uitstekende weergave van de tijdsgeest en zal het menigeen tot troost zijn. En ook dat is de jazz: troost. (7/10)(Chill Tone Records)