In de uitverkochte 013 in Tilburg verzamelden zich die woensdagavond de gelovigen en de nieuwsgierigen voor wat aangekondigd was als ‘An Exclusive Evening with Leprous’. De Noorse band, die in 2001 begon als een progressieve metal act maar zich had ontwikkeld tot een van de meest intrigerende stemmen in de hedendaagse progressieve muziek, bewees waarom ze die evolutie met verve had doorgemaakt.
Voor wie Leprous nog niet kende: deze band uit Notodden, Noorwegen, had een fascinerende reis gemaakt van de donkere krochten van de metal naar de lichtere, maar niet minder intense wateren van progressieve rock. Een reis die parallel liep met de ontwikkeling van frontman Einar Solberg, wiens stem inmiddels een instrument was dat het hele spectrum van menselijke emotie kon bestrijken.
De spanning in 013 was voelbaar toen de zaal zich vulde. Oude fans die Leprous hadden zien groeien stonden schouder aan schouder met nieuwkomers, aangetrokken door het recent verschenen en alom geprezen ‘Melodies of Atonement’. Het werd al snel duidelijk dat deze avond geen gewoon concert zou worden, maar een masterclass in muzikale verfijning.
Wanneer Solberg zijn stem verhief tijdens opener ‘Silently Walking Alone’, was het alsof een zeearend over de Noorse fjorden zweefde, moeiteloos surfend op thermische stromen van geluid, terwijl onder hem de band een rijk tapijt van complexe arrangementen weefde. Het geluid was kristalhelder, een prestatie gezien de gelaagdheid van Leprous’ muziek, waarbij elk instrument zijn eigen verhaal vertelde zonder het grotere narratief te overstemmen. Een exquise opening van wat een gedenkwaardige avond bleek te worden.
De band had geen bombastische show effecten nodig – de muziek was het spektakel. Bescheiden lichteffecten en spaarzame pyrotechniek ondersteunden de muzikale reis, maar waren nooit opdringerig. Solberg demonstreerde waarom hij werd gezien als een van de meest veelzijdige zangers in het genre, met een oerkracht die deed denken aan een beer op jacht in de wouden van Øvre Pasvik National Park, om vervolgens moeiteloos over te schakelen naar de meest delicate falset.
Halverwege de avond kwam er een moment dat de geschiedenis van Leprous en hun toekomst elkaar ontmoetten. Wanneer Solberg – wiens stem inmiddels al de hele tijd als een Noorse fjord golfde tussen kracht en verstilling – het publiek vroeg hoeveel nieuwe fans er in de zaal waren, bleek de mix tussen veteranen en nieuwkomers perfect in balans. Zijn daaropvolgende ‘excuses’ voor de aanstaande elf minuten durende uitvoering van ‘Forced Entry’ uit 2012 bleken volkomen overbodig. Als een tijdmachine transporteerde de band de hele 013 terug naar het moment waarop Leprous nog met beide voeten in het metal-kamp stond, maar al hints gaf van wat komen zou. Het nummer, strak als het uniform van een Noorse gardist, ontpopte zich als een van de hoogtepunten van de avond.
De setlist was een masterclass in het opbouwen van spanning. Zoals een goede regisseur weet wanneer het publiek adem moet halen, zo navigeerde Leprous door hun catalogus met de precisie van een cartograaf. Het nieuwe ‘Melodies of Atonement’ kreeg ruim baan, maar elk studioalbum uit hun geschiedenis werd geëerd met minimaal één uitvoering. Het was als een museum tour waar elke zaal een ander tijdperk vertegenwoordigde, maar waar het geheel een coherent verhaal vertelde.
Achter zijn drumkit zat Baard Kolstad als een moderne Viking aan het roer van een mythologisch slagschip. Vers gekroond als runner-up in Prog Magazine’s lijst van beste drummers in het genre – alleen Frost’s Craig Blundell ging hem voor, terwijl hij Dream Theater’s Mike Portnoy naar de tribunes verwees – speelde hij alsof hij die avond die eerste plaats wilde opeisen. Zijn poly ritmische patronen vormden de ruggengraat waaromheen de band hun muzikale verhaal weefde, terwijl Solberg (hebben we al gezegd hoe goed hij was?) als een muzikale alchemist emoties in goud veranderde.
En dan, als een onverwachte wending in een perfecte storm, kwam ‘Faceless’. Als er één nummer was dat de evolutie van Leprous belichaamde, dan was het dit. Het begon als een verleidelijke flirt met toegankelijkheid – een contrabas die zich een weg zocht door de stilte, Kolstad’s drums die een shuffle ritme suggereerden dat zo uit een jazz club had kunnen komen, en piano noten die als regendruppels op een warm wegdek vielen. En daar, zwevend boven dit alles uit, was weer die stem van Solberg (die inmiddels klonk alsof hij niet alleen met de goden had gedineerd, maar ook nog even hun zang technieken had geperfectioneerd).
Je zou bijna denken dat Leprous een uitstapje maakte naar pop-territorium, maar dan kwam de omslag. Als een plotselinge storm op een zomerdag barstten de staccato power chords los, en de hele zaal transformeerde in een collectieve headbang-sessie. Solberg, niet langer de beheerste frontman, werd een wervelwind van energie op het podium. Het was alsof Thor zelf, gezeten op zijn troon hoog boven 013, zijn hamer Mjölnir als een dirigeerstok hanteerde, en zijn moderne muzikale zonen beneden een symfonie van gecontroleerde chaos liet ontketenen.
Maar het echte moment van magie kwam wanneer de zaal zich verenigde in een spontaan koor. Het was een van die zeldzame concert-momenten waar de grens tussen podium en publiek vervaagde, waar de muziek niet langer van de band was maar van iedereen. De collectieve stem van honderden fans vulde de ruimte met een intensiteit die zelfs de goden moest hebben doen glimlachen. Het was het soort moment waarover je mensen jaren later nog hoort praten: “Weet je nog, die avond in 013, tijdens ‘Faceless’…”
‘The Sky Is Red’, als ultieme finale, voelde als een muzikale odyssee die alle facetten van Leprous’ reis omvatte. Het was een compositie die de grenzen tussen genres niet alleen verlegde, maar volledig uitwiste, als een noorderlicht dat alle kleuren van het spectrum in één adembenemend moment verenigde.
Terwijl de laatste noten weg stierven in de 013, die deze avond meer aanvoelde als een Noorse kathedraal dan een Tilburgs poppodium, overheerste een gevoel van privilege. Privilege om getuige te zijn geweest van een band die hun artistieke vrijheid had bevochten en gewonnen. Die de moed had om de veilige haven van de metal te verlaten en nieuwe horizonten op te zoeken. Een band die bewees dat progressieve muziek nog steeds kon verrassen, kon ontroeren, en bovenal kon verbinden.
En dan was er natuurlijk nog Einar Solberg (die, mocht u het zich afvragen, die avond zong alsof hij persoonlijk door de Walkuren was getraind). Zijn stem was niet simpelweg een instrument – het was een gids die ons door landschappen van emotie en intensiteit leidde, van de diepste dalen naar de hoogste toppen van wat muzikaal mogelijk was.
Leprous anno 2025 was als een perfecte storm van talent, durf en visie. Ze hadden bewezen dat evolutie geen verraad was aan je wortels, maar juist een eerbetoon aan de kunst van het groeien. In een wereld waar veel progressieve bands zich verloren in technische exercities of juist vervielen in voorspelbaarheid, bleef Leprous een baken van authenticiteit en vernieuwing.
Toen de lichten aangingen en de zaal langzaam leeg stroomde, bleef er één gedachte hangen: dit was geen gewoon concert – dit was een statement. Een statement dat progressieve muziek springlevend was, dat grenzen er waren om overschreden te worden, en dat sommige bands gewoon bleven groeien. Net als die eeuwenoude Noorse dennen, met hun wortels diep in de aarde en hun kruin reikend naar de sterren.
Foto’s : Jan Vranken