In de stoffige straten van Bamako, waar handkarren door de drukte laveren en zakdoek verkopers hun waren aanprijzen in de drukke straten, werd onder bijzondere omstandigheden een van de meest doorleefde desert blues albums van de laatste jaren geboren. Maar terwijl ‘Baarakelaw’ zijn weg vindt naar westerse playlists en vinylcollecties, vibreert de Malinese hoofdstad op heel andere ritmes. In de clubs en op de smartphones van de jeugd resoneren de opzwepende wassoulu beats van TOP Mali en de moderne producties van Shamzino – een wereld die verder af lijkt te staan van Touré’s desert blues dan de Sahara van de Seine.
Samba Touré’s gitaarlijnen weven door de negen composities als karavanen door de Sahel, gedragen door een productie die misschien wel té vlekkeloos is. Het is een geluid dat meer thuis is in Parijse wereldmuziekcafés dan in de levendige uitgaansscene van Bamako, waar traditie zich moeiteloos vermengt met trap beats en elektronische innovatie. Waar de opnames in Bamako nog de rauwe energie van stroomuitval en improvisatie ademden, heeft de Franse nabewerking het album een hoogglans gegeven die soms de oorspronkelijke textuur versluiert. Het is als een traditioneel gerecht dat net iets te lang in een sterrenrestaurant heeft doorgesudderd.
‘Baarakelaw’ is als een gloednieuwe Volkswagen Golf: vertrouwd, betrouwbaar, en voorzien van alle moderne gemakken – maar ergens verlang je naar de karaktervolle imperfecties van een klassieke oldtimer. De desert blues, ooit organisch ontsproten uit de rode aarde van Mali, is hier geperfectioneerd tot een exportproduct dat precies weet wat westerse oren willen horen. In ‘Paasekaw’, een eerbetoon aan de blanchisseurs die kleding strijken, vertaalt Touré hun repetitieve bewegingen in een meeslepend gitaarpatroon dat authenticiteit uitademt, ondanks – of misschien juist dankzij – de wetenschap dat deze klanken primair voor export zijn bedoeld.
Het slotakkoord ‘Yerkomahine’, Touré’s ode aan zijn overleden vrouw, roept onvermijdelijk herinneringen op aan Boubacar ‘Kar Kar’ Traore’s hartverscheurende liefdesliederen voor zijn Pierrette. Maar waar Kar Kar’s stem trilde van een pijn zo puur dat ze rechtstreeks je ziel binnendrong, blijft Touré’s rouwbeklag – hoe oprecht ook – meer aan de oppervlakte. Het is als het verschil tussen een handgeschreven liefdesbrief en een zorgvuldig geconstrueerd sonnet.
De productie van Mark Mulholland, die in Frankrijk aanvullende instrumentatie toevoegde, illustreert perfect deze spanning. De toegevoegde banjo en orgelpartijen zin zonder twijfel een concessie aan westerse smaak, een poging om de rauwe schoonheid van Touré’s gitaarspel toegankelijker te maken voor Europese oren. Onder deze uitgebalanceerde mix hoor je flarden van een rauwere, eerlijkere sound – als een woestijnwind die even door de perfect geklimatiseerde studio waait.
‘Baarakelaw’ is daarmee een fascinerend document van een traditie in transitie – of beter gezegd, een traditie die in het Westen zorgvuldig wordt geconserveerd terwijl ze in eigen land al lang is geëvolueerd naar nieuwe vormen. Het is een album dat klinkt als een klok – misschien wel té zeer. Een perfecte momentopname van een Mali dat vooral bestaat in westerse verbeelding, terwijl het echte Bamako danst op heel andere ritmes. Voor wie een toegankelijke introductie zoekt tot de rijke Malinese muziektraditie is dit niettemin een uitstekend instapmodel – een desert blues die even comfortabel rijdt als die nieuwe Golf, ook al mist hij hier en daar wat karakter.(8/10)(Glitterbeat Records)