Persoonlijk vind ik dit jaar er eentje om snel te vergeten. Zonder al te veel in detail te willen treden, heeft een chronische ziekte – Parkinson, al noem ik het steevast ‘de klootzak in mijn hoofd’ – mijn leven behoorlijk veranderd. Gelukkig kreeg ik daardoor juist tijd om nieuwe muziek te ontdekken. Muziek was letterlijk een lichtpunt in mijn bij tijd en wijle donkere bestaan waarin elke toekomst anders zal zijn dan de toekomst
die je plant. Gelukkig waren er heel veel lichtpuntjes in de vorm van aanvullingen in de platenkast.
Die platenkast kent een grote variëteit. Het gaat letterlijk van klassiek naar metal en van eclectische jazz naar Nederlandstalig. Met die wetenschap zal het niet verbazen dat mijn lijstje voor 2024 ook divers is. Er waren oude bekenden, zoals David Gilmour en het Zweedse Beardfish, en nieuwe ontdekkingen, met name in de jazz en Americana. Zo divers dus.
Om met Gilmour te beginnen: het was lang wachten op ‘Luck and Strange’ engelukkig stelde Gilmour niet teleur. Toch gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat denauwe samenwerking met zijn dochter Romany de plaat echt sterk maakt, het geeft ‘Luck and Strange’ een zekere en beslist prettige lichtvoetigheid als perfect
tegenwicht voor het wat slepende gitaarwerk van de grote meester.
Wat betreft gitaarwerk tapt Nick Fletcher uit een geheel ander vaatje. Op ‘A Longing for Home’ schakelt Fletcher, van origine een klassiek gitarist, moeiteloos tussen virtuoze shred-solos op de elektrische gitaar naar zwierige composities op de klassieke gitaar. Bonus: de drums zijn ingespeeld door Anika Nilles, een van de beste jazzrock-drummers op de planeet. Bij deze dank aan collega Esther Kessel-Tamerus voor de recensie en daarmee het wijzen op het bestaan van deze plaat. Gilmour en Fletcher zou je in de prog-hoek kunnen plaatsen (al is ‘A Longing for Home’ toch meer jazzrock), maar voor mij zijn het vooral gitaristen die een volstrekt eigen geluid hebben en altijd weten te verrassen op zes snaren.
Echte prog daarentegen wordt in mijn lijstje geleverd door het Zweedse Beardfish dat na negen jaar afwezigheid recent ‘Songs for Beating Hearts’ uitbracht. Het was overigens moeilijk kiezen tussen de progplaten dit jaar. Als die-hard Yes-fan verdiend Jon Anderson and The Band Geeks wat dat betreft een eervolle vermelding met het album ‘True’, net als het Amerikaanse Izz. Hun album ‘Collapse the Wave’ is
symfonische rock met een vette knipoog naar de draken uit de jaren zeventig. Extra tip. ‘Songs for Beating Hearts’ van Beardfish is een heerlijk afwisselende plaat, met zelfs ruimte voor heuse Americana-invloeden. Want de Zweedse formatie laat zich niet gemakkelijk in een hokje vangen. Je krijgt als luisteraar de ingenieuze, lange composities, de uitmuntende arrangementen met de gekke maatsoorten en indrukwekkende instrumentbeheersing, maar je krijgt vooral een album waarop je steeds iets nieuws ontdekt.
Dat geldt zeker voor ‘Highlife’ van de Rotterdamse trompettist Peter Somuah, die
oorspronkelijk uit Ghana komt. Dit is wat mij betreft de jazzplaat van dit jaar, omdat
Somuah erin is geslaagd om Miles Davis-achtige dictie te mengen met de typisch
Ghanese highlife-muziek, inclusief Afrikaanse ritmes en bijbehorend instrumentarium.
Geniaal.
Een genre dat dit jaar dankzij Beyoncé ineens in verhoogde belangstelling stond, is
country. Maar dan wel graag country in haar puurste vorm. En dan is er één plaat die
meer aandacht verdient dan het tot nu heeft gekregen: ‘Ain’t no Hollywood Girl’ van
Nienke Dingemans dat al begin van dit jaar uitkwam. “Down below the river, that’s
where I got my home,” zingt ze in ‘Southern Way’. Klopt. Ze komt namelijk uit ons
eigen Brabant. Met nog slechts twintig lentes op de teller belooft dat nog wat voor de
toekomst. Laat die toekomst maar komen – op naar 2025.