Bert Dockx is zo’n artiest met een bodemloos vat aan inspiratie, want na Dans Dans, Strand en Flying Horseman maakte hij vorig jaar bekend dat er een nieuw project kwam: Ottla. De naam komt van de zus van Franz Kafka en zoals Kafka het schrijven ooit beschreef dat boek moest zijn als ‘de bijl’ waarmee die zee moest worden ‘opengehakt’, zo kan men de jazz van Ottla ook omschrijven. De band bestaat uit een zeer gerenomeerd gezelschap: denk maar aan bassist Nicolas Rombouts (Dez Mona) en Louis Evrard (die onlangs nog in de AB met Yves de Mey als Grid Ravage verscheen) op drums. Tevens Yannick Dupont (drums, percussie, electronica), Frans Isacker (alto sax) en Thomas Jillings (tenor sax, klarinet); die allen op hun CV aan groot aantal projecten hebben.
De Roma in Antwerpen was een grote jazz club geworden, met allemaal tafels en stoeltjes. Een zaal die voor het voorprogramma Poor Isa nog maar half gevuld was. Het duo Ruben Machtelinckx en Frederik Leroux had als hoofdinstrumenten de banjo en woodblocks. Ga nu niet denken aan ‘Dueling Banjo’s’ van de film Deliverance, maar laat alles wat u weet over een banjo achterwege. De heren gebruikte het gehele instrument als een groot klankbord: er werd op snaren getokkeld, gewreven en als een percussie instrument gebruikt. Ze gaven ook aan een half uur te spelen aan een stuk en de set begon met een klankenspel dat men deed wanen in een authentiek Japanse lokatie. De Banjo klonk als een Koto (traditioneel Japans snaarinstrument) en met het subtiele tikken op de woodblocks creëerden men een rustgevende sfeer. Het daaropvolgende nummer trok je dan weer mee naar een kibboets, waar meer Arabische en Jiddische klanken te horen waren. En zo vloeide de performance rustig voort.
De zaal was intussen al goed gevuld en ook werd Alfredo Bravo gespot, die natuurlijk zijn muzikale collega van Flying Horseman kwam bekijken. Om 2 na negen kwam het zestal op het podium, de instrumenten waren in een halve cirkel geplaatst; en met een rustige 1-2-3 opende ze met ‘Huisje, Tuintje’ gevolgd door ‘Spinrag’. Daarna verwelkomde Bert het publiek, zei dat ze niet veracht hadden dat er toch zoveel volk zou komen en kondigde het derde nummer ‘Stofwolk’ aan.
Met de drie nummers van het debuut album werd het publiek al voorgeschoteld met de exentrieke free-jazz van Ottla. Het ging alle kanten uit: subtiele en filmische melancholische muziekstukken waarbij je heerlijk kon wegdromen. Maar ondertussen broeide er iets onderhuids en barstte uit. Om vervolgens weer weg te vloeien op een rustige golf van muziek en wakker te worden met het besef dat er al 40 minuten voorbij zijn.
De individuele eigenheid was de kracht van het sextet. Men creëerde verschillende lagen, ieder op zijn eigen manier en het kon soms alle kanten uit gaan, toch keerden ze terug in de balans van het geheel. Dat heel goed te horen was bij hun bewerkingen van Thelonius Monks ‘Epistrophy’ en Sun Ra’s ‘Lights on a Satellite’
Nicolas Rombouts en Frans Isacker kregen ook even een solo moment, waarbij de rest van de band buiten het licht op de vloer ging zitten. De twee heren haalde alles uit hun instrument en voor Nicolas bewerkte zijn contrabas met volle overgave: hij zaagde zo met zijn strijkstok dat men dacht het instrument ging zo in tweeën breken.
Ondanks dat meerendeels van het publiek ingetogen was, waren er toch een paar beatniks in de zaal die vreemde geluide maakten tussen de nummers door of keihard juichten en applaudisseerden. Wat in principe zeer terecht was. Door de subtiele glimlach van Bert zag men dat hij het goedkeurde.
Na een 70 minuten was de set gedaan en onder luid applaus kwam de groep terug voor een encore. Bert vroeg zich af hoe de situatie in de zaal was en keek in de donkere diepte. Ze hadden besloten niet 2 maar 3 bis nummers te spelen, waaronder één een bewerking van Duke Ellington was. En na een uur en drie kwartier waren de heren klaar voor een staande ovatie.
Ottla is een beleving zoals men kon verwachten van muzikanten als deze. En of het eenmalig wordt of er komt meer van…dat zal in de toekomst uitwijzen. In ieder geval was het weer een muzikaal hoogtepunt in de brede carrière van Bert Dockx.