Kurt Vile is al jaren de leading man op het gebied van lo-fi rock. Als geen ander weet de hij een georganiseerde chaos van geluiden te maken die rauw en gruizig klinkt, maar waar tegelijkertijd allerlei details in verstopt zitten. Gecombineerd met die lome, bijna verzuchtende zang bracht hij met ‘Smoke Ring for My Halo’ en ‘Wakin’ on a Pretty Daze’ twee moderne klassiekers uit. Daarom is het ook gek dat de grote zaal van het Haagse Paard van Troje tijdens zijn concert maar voor de helft gevuld was.
De tweekoppige band Cross Record uit Chicago verzorgde het voorprogramma met hun spookachtige rock. Ze klonken als de liefdesbaby van Warpaint, The xx en Gemma Ray. Melancholisch en droevig, maar ook hoopvol dromerig, waarbij Emily Cross zong en gitaar speelde en haar man Dan Duszynski haar bijstond op basgitaar, drums/percussie en backing vocals. Duszynski leek zijn brein in parten te kunnen delen zoals hij met zijn voeten het ritme met de drum hield, met zijn handen de baslijn speelde en ook feilloos de tweede stem pakte.
Na een beleefd applaus maakte Cross Record het podium vrij voor de roadie om de instrumenten voor Kurt en consorten te prepareren. Door de grote hoeveelheid pedalen, schuifjes en knopjes die werden getest duurde het allemaal wat lang en de mensen schoven ongeduldig naar voren. Eindelijk was het zover en sjokte de langharige rocker relaxt het podium op. Met zijn high top Vans, jeans en T-shirt en spijkerjasje zag hij eruit als een klassieke jaren ’80 garagerocker. Zonder poespas begon de band te spelen en liet het publiek headboppend meedrijven op de relaxte, hypnotiserende klanken van ‘Dust Bunnies’ en ‘I’m an Outlaw’. Tussen de tracks door drukte ieder bandlid telkens een van de vele pedalen of knopjes in om een gewenst effect voor het volgende nummer klaar te zetten, terwijl het laatste gitaarakkoord lekker lang doorklonk om hiervoor de tijd te hebben. Na een stuk of vier nummers was daar de eerste gitaarswitch waarvoor Kurt met een zwierig gebaar zijn elektrische omruilde voor een akoestische en ‘All in a Daze Work’ inzette.
Behalve de momenten dat Vile zijn gitaren verwisselde en probeerde om zijn onwijze bos haar niet ergens achter te laten haken, gebeurde er vrij weinig op het podium. De band had geen enkele interactie met het publiek en zelfs de jongen die een gigantische bos rozen vast had die hij de zanger in zijn handen wilde drukken werd compleet genegeerd. Vile en zijn Violators speelden de nummers zo degelijk dat als zij een automerk waren, zij een Volvo zouden zijn. De band leek alle nummers aan elkaar te knopen en ondanks dat de golvende muziek zich hier goed voor leent en dit heel natuurlijk klonk, gaf het ook wel de indruk alsof Vile en zijn band liever in de studio staan dan op een podium. Hoe verder het concert vorderde, hoe lastiger het ook werd om de tracks van elkaar te onderscheiden doordat de gitaareffecten erg doorklonken en de kleinere geluiden in het nummer geen ruimte kregen. Waar op de albums de liedjes prachtig zijn in hun gelijkenis en vibe, vielen de details die de tracks daar zo eigen maken live weg.
Na de single ‘Pretty Pimpin’ eindigde de weinig verrassende set met het laatste nummer van zijn nieuwste album ‘B’lieve I’m Goin’ Down’: ‘Wild Imagination’. Na een aanhoudend applaus keerde de band nog even terug om een toegift van drie nummers te geven, met frisse tegenzin toch de bos rozen van die enthousiaste jongen aan te nemen en daarna weer achter de dikke stoffen scheidslijn tussen podium en backstage te verdwijnen.