Iedere week komen er tientallen nieuwe albums binnen op de redactie van Maxazine. Veel te veel om ze allemaal te beluisteren, laat staan te recenseren. Iedere dag één recensie zorgt ervoor dat er te veel albums blijven liggen. En dat is zonde. Daarom plaatsen we vandaag een overzicht van albums die op de redactie binnenkomen in korte recensies. Vanwege Pasen, een extra dagje met korte recensies.
The Birthday Massacre – Pathways
De bandnaam klinkt heftiger dan de muziek die de Canadese formatie maakt. Tot 2002 had de band nog een andere naam, Imagica. Geïnspireerd op een fantasy novel van Clive Barker. Daarna is de naam veranderd om verwarring met een andere groep te vermijden. Ze hebben daarvoor een titel van een van hun songs gebruikt en die titel ook weer een andere naam gegeven, volgt u het nog? De muziek mengt voornamelijk darkwave met industrial. Het nieuwe album begint met het hardste nummer van de gehele plaat. ‘Sleep Tonight’ heeft een typische industrial riff en sound in de gitaar, hierna nemen vooral de darkwave en elektronische rock de overhand. Uitzondering tijdens ´Whisper´ waar ironisch genoeg juist een soort demon begint te ‘’zingen’’. Daar wordt allesbehalve gefluisterd. In vergelijking met ander werk, weet dit album de aandacht vast te houden en klinkt de band wat meer volwassen. ‘Pathways´ is een aangenaam plaatje voor de liefhebbers van elektronische rock en darkwave, met af en toe een tandje meer geweld. (Rik Moors) (7/10) (Metropolis Records)
The Grateful Dead – Never Miss a Sunday Show
Als een lange, stoffige weg die zich uitstrekt door de Amerikaanse ziel, slingert ‘Never Miss A Sunday Show’ zich door dertig jaar muziekgeschiedenis. Deze verzameling van 19 live tracks, allemaal vastgelegd tijdens de legendarische zondagoptredens van The Grateful Dead, voelt als een roadtrip door het collectieve geheugen van generaties Deadheads. De zondagshows waren altijd iets bijzonders – een bijna religieuze ervaring waar de band haar grenzen verlegde. Hier hoor je waarom. De jams ademen, expanderen en nemen je mee naar plekken die je niet kunt aanwijzen op een kaart, maar waar je ziel zich thuis voelt.Hoewel Jerry Garcia al drie decennia niet meer onder ons is, resoneren deze opnames met een levendigheid die de tijd tart. Voor veteranen is het een weerzien met oude vrienden; voor nieuwkomers de perfecte instap in een eindeloze muzikale odyssee. Dit is geen nostalgisch eerbetoon, maar een levend document dat bewijst dat sommige vuren nooit doven. Een essentiële aanvulling voor elke verzameling, die de ziel van America’s grootste muzikale reizigers vastlegt. (Jan Vranken) (7/10) (Warner Music Group)
Communal Heart – Sean Imboden Large Ensemble
Er zal bij weinigen een belletje gaan rinkelen bij het horen van de naam Sean Imboden. Hoewel deze Amerikaanse componist en saxofonist al een paar jaar aan de weg timmert en twee solo-albums heeft uitgebracht, wil het zeker in Europa maar niet echt lukken om naam te maken. En da’s best gek, want met name ‘A Dreamer’s Journey’ dat vorig jaar uitkwam, is weliswaar niet wereldschokkend, maar beslist de moeite waard. Op dat album staan de composities ‘Fire Spirit’ en ‘Portal Passage’ en die vinden we ook terug op dit ‘Communal Heart’, met één groot verschil. Beter gezegd: het verschil wordt gemaakt door een zeventien koppen tellende big band. De conclusie is snel en gerechtvaardigd: de big band-versies zijn een stuk spannender dan de uitvoeringen op ‘A Dreamer’s Journey’. Nu kun je een stuk voor saxofoon wel door andere blazers laten spelen, maar daarmee heb je nog geen materiaal voor een big band. Dat vergt balans en vooral gevoel voor timing in de arrangementen. Luister achtereenvolgens naar ‘Fire Spirit’ op het solo-album en daarna naar de versie van het ‘large ensemble’. Hoor de levendigheid, de vaart die het stuk heeft gekregen door te spelen met de dynamiek tussen het diverse koper. Naast de twee ‘oudere’ stukken, krijgen we nog drie nieuwe tracks waarvan ‘Certified Organic’ met een bijna orgastische energie het beste is dat Sean Imboden op dit mini-album te bieden heeft. Dit smaakt naar meer dan de 37 minuten die ‘Communal Heart’ duurt. (Jeroen Mulder) (8/10) (Sean Imboden)
Sault – 10
Zoals een donderslag bij heldere hemel verschijnt de mysterieuze Britse formatie Sault opnieuw aan de muzikale horizon. Hun nieuwste werk, simpelweg getiteld ’10’, komt zoals we inmiddels gewend zijn van producer Inflo zonder aankondiging, een muzikale zwerver die verschijnt wanneer je hem het minst verwacht. De stem van Cleo Sol, Inflo’s levenspartner, zweeft door de tracks als een eenzame auto over verlaten highways – majestueus, onmiskenbaar, en als gemaakt voor deze soulvolle muzikale landschappen. Na haar recente solo-uitstapje keert ze terug naar de Sault-familie, waar haar vocalen de perfecte metgezel zijn voor Inflo’s muzikale vergezichten. De openingstrack ‘T.H.’ voert je direct terug naar de gloriedagen van Prince, een muzikale tijdreis naar een periode waarin soul en funk nog handgemaakt waren, niet geprogrammeerd. De groove is weelderig, als een vruchtbare vallei tussen dorre heuvels, terwijl de productie de legendarische status van Inflo verder verstevigt – alsof de man zelf al lang weet dat zijn naam ooit in één adem genoemd zal worden met Quincy Jones en George Martin. Wat ’10’ onderscheidt van eerdere Sault-werken is de bijna tastbare organische kwaliteit. Waar elektronische elementen vroeger de boventoon voerden, horen we nu een ensemble van levende instrumenten die ademen en zweten. Het is alsof Sault heeft besloten dat de digitale snelweg te klinisch werd en koos voor de stoffige zijwegen waar echte verhalen ontstaan, een terugkeer naar de essentie van soul.Met dit nieuwe album bewijst Sault opnieuw dat ze de absolute top van de hedendaagse soulmuziek vertegenwoordigen. Maar ja, dat zeggen we eigenlijk bij elk nieuw Sault-album, niet? Misschien is dat juist wat deze muzikale nomaden zo bijzonder maakt – ze blijven zichzelf overtreffen, telkens als we denken dat ze hun hoogtepunt hebben bereikt. (Anton Dupont) (9/10) (Forever Living Originals)
Charlie Ballantine – East by Midwest
Het moet een monsterklus zijn geweest: de opname van Lennon’s ‘Strawberry Fields Forever’. In totaal werkten de Beatles meer dan 45 uur aan de opnames, in verschillende tempi en zelfs toonsoorten. De track zoals het op ’Sgt. Pepper’ terechtkwam, is feitelijk een mix van diverse opnames. Er is een onnoemelijke portie lef voor nodig om deze Beatles-klassieker tot op het bot te strippen zodat het geschikt is voor slechts een gitaar, bas en drums. Gitarist Charlie Ballantine waagt zich eraan op ‘East by Midwest’. En wat is het resultaat pijnlijk. Alsof Ballantine iets wil bewijzen, dat het nummer ook overeind blijft als je alle technische hoogstandjes van de opnamestudio in ’67 weghaalt. Dat doet het dus niet. De uitvoering met slechts het licht vervormde geluid van de gitaar en de drums zijn niks minder dan een geseling. Terwijl Ballantine beslist een goed gitarist is: dat horen we op tracks als ’Trinkle, Trinkle’ en ‘Modern Bohemien’. Prima tracks, ook in de minimale bezetting met alleen bassist Quinn Sternberg en drummer Dan Weiss. Maar helaas vergrijpt Ballantine zich aan nog een Beatles-song: ’Tomorrow Never Knows’. Dat werd ooit ook eens door Phil Collins gecoverd die daarvoor dicht bij het origineel bleef. Met goede redenen. Ballantine gooit de effectendoos tegen zijn gitaar aan terwijl Weiss schijnbaar maar wat aanrommelt. Het resultaat is dat de song nog slechts in de verte nog te herkennen is. Ballantine wordt geroemd als een van de beste, meest veelzijdige gitaristen in de jazz. Dat horen we op ‘When Will the Blues Leave’. Desondanks: twee Beatles-klassiekers om zeep helpen, is echt onvergeeflijk. (Jeroen Mulder) (5/10) (Origin Records)