Het nieuws was al doorgesijpeld uit Los Angeles: onder de muzikale leiding van David Paich, die zelf helaas door gezondheidsredenen niet meer tourt, werd er gesleuteld aan een vernieuwde setlist. Op deze koude februari avond in een uitverkocht Gelredome, opende Toto met het orkestrale ‘Child’s Anthem’ – een nummer dat Europese fans sinds 2016 niet meer live hadden kunnen horen. Het voelde als een oude vriend die wijzer was geworden met de jaren.
Toen ‘Rosanna’ inzette, kregen we een masterclass in ritmische erfenis. Shannon Forrest, bij fijnproevers bekend van The Dukes of September (dat sublieme super project met Donald Fagen, Michael McDonald en Boz Scaggs), deed hier iets opmerkelijks. Hij wist Jeff Porcaro’s legendarische shuffle tegelijk te eren én te vernieuwen – geen geringe prestatie als je bedenkt dat we het hier hebben over een van de meest gerespecteerde drum patronen in de opgenomen muziekgeschiedenis. Forrest bracht zijn eigen jazz-rock sensibiliteit mee, gerijpt door jaren van samenwerking met die grootmeesters van blue-eyed soul, terwijl hij de diepe groove behield die het origineel zo revolutionair maakte.
De reis door de setlist voelde als het doorbladeren van een beduimelde routekaart van Amerikaans vakmanschap. Na de laatste noten van ‘Rosanna’ kwam ‘Mindfields’ als een testament aan Toto’s eeuwige drang om grenzen te verleggen. De late jaren ’90 track vond verrassend comfortabel zijn plek tussen de klassiekers.
De geesten van het rock verleden maakten zich op momenten als deze kenbaar. Toen Greg Phillinganes achter zijn toetsen plaatsnam, was er een extra warmte in het welkom van het publiek – een collectieve zucht van verlichting. De zorgen van vorig jaar, toen hij tijdens de Amerikaanse tour een malaise kreeg tijdens een show, leken die avond ver weg. Zijn vingers dansten over de toetsen met die kenmerkende flair die we kennen van podia met Michael Jackson en Eric Clapton – een muzikale gunslinger die alles heeft gezien maar nog steeds nieuwe verhalen wist te vertellen.
De nieuwste aanwinst in de Toto-gelederen, toetsenist Dennis Atlas, bewees deze avond direct zijn waarde. Tijdens ‘Carmen’ wist hij de vocale hoogten van wijlen Fergie Frederiksen op een bijna angstaanjagend accurate manier te benaderen, waarmee hij bewees meer in huis te hebben dan alleen zijn indrukwekkende toetsenwerk. Later in de avond, tijdens zijn solo, toonde hij zijn muzikale eruditie door subtiel te knipogen naar Emerson, Lake & Palmer’s ‘Hoedown’ – een moment dat de fijnproevers in het publiek niet ontging.
Joseph Williams beheerste het podium met een bijna uitdagende energie, zijn wilde lokken wapperend als een strijdvaandel in de kunstmatige wind van de Gelredome. In Toto’s complexe geschiedenis van leadzangers – een verhaal gemarkeerd door zowel triomf als tragedie – was Williams meer geworden dan een vervanger. Sinds Bobby Kimball’s gedwongen afscheid door ziekte en het overlijden van Fergie Frederiksen, is hij de hoeder van de vlam geworden. Zijn geloofsbrieven werden al bezegeld in de ‘Fahrenheit’ en ‘The Seventh One’ era, maar er was nu iets anders aan hem. De jaren hadden zijn voordracht meer gewicht gegeven.
En dan was er Luke, de maestro wiens gitaarwerk deel is geworden van het muzikale DNA van de popmuziek. Die avond waren zijn solo’s niet alleen demonstraties van techniek – ze herinnerden ons eraan hoeveel hitplaten zijn sonische vingerafdrukken dragen. Als hij naar voren stapte tijdens ‘White Sister’, hoorde je niet zomaar een gitarist maar een architect van het moderne rockgeluid, een sessie-legende die talloze hits voor anderen heeft vormgegeven terwijl hij Toto’s muzikale noordster bleef bewaken.
De inclusie van ‘Don’t Chain My Heart’ voelde als het vinden van een lang verloren foto tussen de pagina’s van een gekoesterd boek. Het nummer, sinds 2008 afwezig in Toto’s live repertoire, droeg een bijzonder gewicht dat verder ging dan zijn melodische architectuur. Lukather pakte voor dit nummer een witte gitaar die ooit aan Jeff Beck toebehoorde – een subtiel eerbetoon van de ene gitaarvirtuoos aan de andere. Dit was niet zomaar een deep cut – het was een van de laatste getuigenissen van Jeff Porcaro’s genialiteit, vastgelegd op ‘Kingdom of Desire’ voor zijn veel te vroege vertrek. De laatste keer dat dit nummer door concertzalen echode, was het Simon Phillips achter het drumstel, zijn kenmerkende aanpak die Britse progressieve precisie bracht naar deze quintessentieel Amerikaanse compositie.
Wanneer de finale naderde, speelde Toto hun sterkste kaarten uit met de geoefende gratie van kardinalen die een heilige mis leidden. ‘Hold the Line’ en ‘Africa’ waren geen gewone hits meer; het waren moderne hymnen die hun oorsprong ontstegen zijn en iets waren geworden dat dichter bij gedeeld cultureel geheugen kwam. Het Nederlandse publiek – dat deze band altijd al beter begreep dan het Amerikaanse – rees als één man wanneer die eerste bekende noten klonken. Het was een herinnering dat waar sommige bands vóór hun publiek speelden, Toto altijd mét hun publiek heeft gespeeld.
Er glom iets wetends in Joseph Williams’ ogen als hij deze congregatie van gelovigen dirigeerde. De band had dit duizenden keren eerder gedaan, maar toch wisten ze het tegelijk oeroud en fonkelnieuw te laten voelen – als een geliefd verhaal dat rond een kampvuur werd verteld, waar het plezier niet alleen in het verhaal zelf zat maar ook in het vertellen ervan. Wanneer het publiek de verzen van ‘Africa’ overnam, was het niet de geforceerde participatie van een versleten rocktroop, maar de natuurlijke culminatie van een decennialange conversatie tussen artiest en publiek.
Deze laatste momenten vormden een perfecte illustratie van wat Toto zo bijzonder maakte: hun vermogen om technische brille te balanceren met pure emotie, om tegelijk architecten en kunstenaars te zijn. Als de laatste noten weg stierven in de Gelderse nacht, bleef je achter met het gevoel dat je meer had meegemaakt dan alleen een concert. Je was deel geweest van een doorgaand verhaal, geschreven in complexe maatsoorten en verfijnde harmonieën, maar verteld in de universele taal van menselijke verbinding. In een tijdperk waarin zoveel muziek wegwerp lijkt, herinnerde Toto ons eraan dat sommige dingen – zoals vakmanschap, toewijding en de pure vreugde van muzikale excellentie – nooit uit de mode raken.
Foto’s: Jort Brummel