Iedere week komen er tientallen nieuwe albums binnen op de redactie van Maxazine. Veel te veel om ze allemaal te beluisteren, laat staan te recenseren. Iedere dag één recensie zorgt ervoor dat er te veel albums blijven liggen. En dat is zonde. Daarom plaatsen we vandaag een overzicht van albums die op de redactie binnenkomen in korte recensies.
Max Case – More Than I Knew
“This song is good and everybody plays good.” Dat was de toelichting die de jonge gitarist Max Case schreef op Instagram, bij de release van de eerste single, ‘More Than I Knew’. En iedereen is in dit geval Dylan Coleman en Tyler Cravines op bas en drums, want dat zijn de enige twee andere muzikanten die je hoort op het gelijknamige album dat er nu ligt. Case laat horen dat hij in elk geval een veelzijdig gitarist is. Van smooth jazz op een hollowbody in ‘L.B.’, tot volledig overstuurd elektrisch in ‘Western’ en solo, heel klein akoestisch in de afsluiter ‘You Were There Too’. Case bewijst absoluut dat hij een talent is die veel stijlen beheerst. Everybody plays good. Ja, da’s waar. Is dat voldoende om een spannende plaat af te leveren? Het is allemaal erg binnen de lijntjes. Technisch perfect, maar hier worden de leerlingen van de meesters gescheiden. De meesters weten hoe ze met één aanslag, één enkele noot, op de juiste plek en met precies de goede intentie het hart moeten raken. Dan hoeft het niet technisch perfect te zijn. Integendeel zelfs. Case is duidelijk een briljant gitarist en de composities zijn sterk genoeg. Dit is een gevalletje: laat jezelf eens gaan. Op één stuk horen we dan wat er kan gebeuren: in ‘Western’ gaat de overdrive aan en klinkt Case ineens als een kruising tussen Gilmour en Hendrix. Daar willen we meer van horen, ook al omdat Case hier het perfectionisme loslaat en de snaren het werk laat doen. Op zijn Instagram staat een filmpje waarin hij de vingers blauw oefent op het intro van ‘Church Street Blues’ van Tony Rice. ‘Ik heb het nu geleerd en kan het tempo nog steeds niet volgen,’ schrijft Case. Dat is het probleem. Het hoeft niet. Laat dat los en ga vooral vanuit de buik spelen. Dan ontstaat er echt iets moois. (Jeroen Mulder) (6/10) (Redhill Records)
Adrian Crowley – Measure of Joy
Als de winter zich nog even vastklampt aan de avonden, komt Adrian Crowley’s nieuwe album ‘Measure of Joy’ precies op tijd. Met deze elf composities levert de in Dublin gevestigde songwriter een collectie verhalen die klinken als een middernachtelijk gesprek bij een smeulend haardvuur. Opnieuw werkte hij samen met producer John Parish, bekend van zijn werk met PJ Harvey en recent nog Dry Cleaning’s ‘Sumpwork’, en die samenwerking werpt andermaal zijn vruchten af. Crowley’s diepe bariton, donker als eikenhout en rijk als gerijpte whiskey, vindt zijn weg door intieme klanklandschappen. De vergelijkingen met Leonard Cohen komen vanzelf, maar voelen verdiend – vooral in het titelnummer, waar Nadine Khouri’s achtergrondzang zich als sigarettenrook door Crowley’s woorden vlecht. Dit is vertelkunst in zijn puurste vorm, muziek die vraagt om je volle aandacht. Voor wie een schuilplaats zoekt tegen de drukte van alledag biedt ‘Measure of Joy’ een welkome haven. Met aangekondigde intieme Europese optredens in het verschiet krijgen liefhebbers de kans deze verhalen te ervaren zoals ze bedoeld zijn – in kleine zalen waar elk woord telt en elke noot nagalmt. (8/10) (Jan Vranken) (Valley of Eyes Records)
LA BOA meets Tony Allen
Een onverwachte ontmoeting tussen twee werelden, dat is wat we horen op ‘La BOA Meets Tony Allen’. Het nieuwe album van de Colombiaanse afrobeat formatie La BOA, opgenomen met de in 2020 overleden grootmeester Tony Allen, voelt als een gesprek dat net iets te laat plaatsvindt. Allen’s karakteristieke drums, opgenomen in 2011 voor het Parijse Comet Records, vormen het kloppende hart van deze postume samenwerking. Vanuit hun thuisbasis Casa Mambo in Bogotá heeft La BOA de erfenis van Allen en Fela Kuti eigengemaakt. De band, onder leiding van producer Daniel Michel, vertaalt de pulserende rhythmes naar een eigen Colombiaans idioom. Het resulteert in een fascinerend spel van culturele echo’s: Nigeriaanse drums die resoneren met Caribische percussie, blazers die zweven tussen Lagos en Latin, en een productie die zowel eer bewijst aan de traditie als vooruit kijkt. De timing van deze release is ironisch – afrobeat lijkt momenteel levendiger dan ooit, met nieuwe generaties die het genre herontdekken en herdefiniëren. La BOA bewijst zich hier als waardige erfgenaam, maar toch bekruipt je tijdens het luisteren een licht melancholisch gevoel. Want hoe integer en kundig deze postume dialoog ook is uitgevoerd, je blijft verlangen naar wat had kunnen zijn: een echt gesprek tussen deze muzikanten, met Allen nog in leven, reagerend op de frisse energie die deze Colombianen aan zijn muziek toevoegen. Een verdienstelijke 7/10 voor deze release, die vooral laat zien hoe grenzeloos de impact van Allen’s muzikale nalatenschap is. Maar eerlijk is eerlijk: liever hadden we de maestro zelf nog één keer achter zijn drumkit zien plaatsnemen. (7/10) (Jan Vranken) (Planet Woo/Comet Records)
Oklou – Choke Enough
Als een nachtelijke roadtrip door elektronische landschappen presenteert Oklou haar debuutalbum ‘Choke Enough’. De Franse producer en zangeres Marylou Mayniel heeft tweeënhalf jaar geschaafd aan deze plaat, die balanceert tussen experimentele artpop en toegankelijke elektronica. Samen met producer Casey MQ en prominente gasten als Danny L Harle en A.G. Cook creëert ze een sonisch universum dat doet denken aan de vroege ontdekkingsreizen van Grimes, maar dan met een meer ingetogen, bijna filmische aanpak. De samenwerking met Bladee op ‘Blade Bird’ en Underscores voegt interessante contrasten toe aan haar dromerige soundscape. Met een speelduur van 35 minuten is ‘Choke Enough’ compact, maar elk moment wordt benut. Het album toont een artieste die haar eigen stem heeft gevonden in het overvolle landschap van de elektronische popmuziek, ook al klinkt die stem soms nog zoekend. Een 7 uit 10 is een passende waardering voor dit veelbelovende debuut dat precies genoeg durf en eigenheid toont om uit te kijken naar wat er nog komen gaat. (7/10) (Elodie Renard) (Because Music)
Thundermother – Dirty & Divine
De weg van Thundermother lijkt eindeloos, een highway die zich uitstrekt van Stockholm tot aan de horizon van de hardrock. Met ‘Dirty & Divine’ bereiken ze opnieuw een tankstation langs die route, maar de benzine begint steeds meer naar aangelengde cola te smaken. Het verhaal van frontvrouw Filippa Nässil leest als een klassieke rocktale: het meisje dat naar de grote stad trekt met een gitaar en een droom. Na verschillende line-up wisselingen die aan Spinal Tap doen denken, staat ze er nog steeds, als de Keith Richards van deze Zweedse AC/DC tribute act. Maar waar Richards’ riffs historie schreven, klinken de gitaarpartijen op ‘Dirty & Divine’ als kopieën van kopieën, gefaxt vanuit een vergeten repetitieruimte in 1975. De productie is strak, dat wel. Elk refrein komt binnen als een shotje Jack Daniels – voorspelbaar brandend, maar zonder verrassingen. Guernica Mancini’s stem heeft de juiste rauwe energie, maar zingt teksten die klinken alsof ze zijn gegenereerd door een AI die uitsluitend is gevoed met Bon Scott-lyrics en bierviltjes. Het is allemaal zo netjes binnen de lijntjes gekleurd dat je bijna vergeet dat rock ‘n’ roll ooit gevaarlijk was. De gitaarsolo’s zijn als wegmarkeringen op een snelweg: je weet precies wanneer ze komen en waar ze heen gaan. De drums donderen voort als een goed onderhouden dieselmotor – betrouwbaar, maar zonder het wilde hart dat ooit de punk deed ontstaan. Ergens in een rokerige kroeg zal dit album perfect klinken, weggemoffeld tussen het geklink van glazen en late-avond gesprekken. Maar in de koude nuchterheid van de ochtend blijft er weinig over dan een vage herinnering aan iets dat ooit rebels was. Thundermother is niet slecht – ze zijn gewoon voorspelbaar, als een cover band die hun eigen nummers speelt. ‘Dirty & Divine’ is als een hamburger bij een wegrestaurant: het vult de maag, maar je zult je de smaak niet herinneren. (5/10) (Anton Dupont) (AFM Records)