Het Eindhovense Muziekgebouw transformeerde zaterdagavond weer tot een bruisende jazz-biotoop tijdens de festivalnacht van So What’s Next. Hoewel stijf uitverkocht, zorgde de slimme programmering voor een constante stroom van muziekliefhebbers tussen de verschillende podia. Het kloppende hart van het festival, de lounge op de tweede verdieping, vormde als vanouds het sociale epicentrum waar de jazz community samenkwam. Al viel dit jaar wel op hoe het doorgewinterde Nederlandse publiek steeds vaker de ‘praat-over-de-muziek-heen’-kaart trok – een fenomeen dat de meer contemplatieve momentjes soms wreed verstoorde.
De jonge Amsterdamse multi-instrumentalist BNNYHunna, die recent zijn album ‘Echoes of Prayer’ uitbracht, kreeg helaas te maken met de bekende valkuilen van een lounge-setting. Zijn subtiele blend van jazz, hiphop en Afrikaanse invloeden – geworteld in zijn Ghanese achtergrond – werd regelmatig overstemd door het geroezemoes van een publiek dat meer gefocust leek op de bar dan op de bandstand. Technische mankementen, waaronder storende feedbackproblemen en plotselinge geluidsuitval, deden zijn performance ook geen goed. Hoewel BNNYHunna’s muziek onmiskenbaar vakmanschap en een diep begrip van jazztradities verraadt, miste zijn set de urgentie die je van een nieuwe stem in de scene zou verwachten.
Deze observatie bleek symptomatisch voor de gehele avond. Waar So What’s Next in het verleden vaak de grenzen van het genre opzocht, leunde de programmering dit jaar sterker op het vertrouwde. De grote namen garandeerden weliswaar een hoog niveau, maar het avontuurlijke element – zo kenmerkend voor de hedendaagse jazzscene – bleef wat onderbelicht.
De explosieve set van de Spaanse bassist Vincen García, die zijn debuutalbum ‘Ventura’ presenteerde, bleek een schot in de roos. García, die recent nog te zien was als sideman bij Vulfpeck-gitarist Cory Wong, bleek een meester in het versmelten van hiphop-geïnspireerde grooves met complexe fusion-arrangementen. Zijn virtuoze baslijnen, die technisch en qua energie deden denken aan een opgevoerde versie van Les Claypool, vielen vooral in de smaak bij het meer rock-georiënteerde deel van het publiek. De composities van ‘Ventura’ bewezen dat García klaar is om de fakkel van bands als Snarky Puppy en The Fearless Flyers over te nemen, maar dan met een geheel eigen Mediterraanse twist.
Het hoogtepunt van de avond was ongetwijfeld het Branford Marsalis Quartet, dat een masterclass in moderne jazz van het hoogste niveau presenteerde. Met Joey Calderazzo op piano, Eric Revis op bas en het rhythmische wonderkind Justin Faulkner achter de drums, demonstreerde Marsalis waarom hij al vier decennia tot de absolute wereldtop behoort. De bandleader, die geen woord met het publiek wisselde maar des te eloquenter sprak via zijn instrumenten, navigeerde moeiteloos tussen hard-bop escapades en meer contemplatieve passages.
Het kwartet opereerde als een geoliede machine waarin elke muzikant zowel dienend als solistisch excellent presteerde. Revis fungeerde als de harmonische spil van het ensemble, zijn bas als een sonore verbindingslijn tussen Faulkner’s explosieve polyritmes en Calderazzo’s sprankelende, soms bijna Bill Evans-achtige pianowerk. Vooral in de uptempo nummers was het een genot om te zien hoe Faulkner’s drumwerk – dat qua intensiteit en complexiteit deed denken aan de beste momenten van een jonge Tony Williams – perfect werd opgevangen door Revis’ onverstoorbare walking bass lines.
Een bijzonder hoogtepunt vormde een extended take op een blues-geïnspireerd thema, waarin Marsalis’ soprano sax een brug sloeg tussen gospel-roots en avant-garde exploitaties. Zijn toon, warm en vloeiend op alt maar preachend en scherp op soprano, toonde zijn veelzijdigheid als verteller. Het stuk ontwikkelde zich van een meditatieve opening tot een tour-de-force waarin het hele kwartet op het scherpst van de snede opereerde, met Faulkner’s drumwerk als stuwende kracht onder de steeds vrijer wordende excursies van Marsalis.
De langverwachte terugkeer naar ‘The Electric Years’ van gitaarlegende Al Di Meola transformeerde helaas in een avond vol technische mankementen. Na een substantiële vertraging door problematische keyboardsystemen, betrad Di Meola het podium met een klassieke gitaar – precies het tegenovergestelde van wat zijn ‘Electric Years’-programma beloofde. De gitaarvirtuoos probeerde tijd te rekken met een geïmproviseerde akoestische set, waarbij hij tussen het promoten van zijn merchandise en zijn nieuwe album ’24’ door, fragmentarische interpretaties van zijn repertoire ten gehore bracht. Een niet optimaal gestemde gitaar, resulterend in ongewenste fret-buzz, deed zijn technische suprematie geen recht, al waren er sporadisch flitsen van zijn kenmerkende virtuositeit te horen, met name tijdens een intrigerende vertolking van The Beatles’ ‘Norwegian Wood’.
Toen de elektrische set eindelijk van start ging, werd deze geplaagd door ondermaatse geluidskwaliteit. De ritmetandem, met drummer Luis Alicea (bekend van zijn werk met Julio Iglesias) en bassist Elias Tona, verdween regelmatig in een sonische modderpoel. Di Meola’s selectie uit zijn legendarische jaren ’70 repertoire – met materiaal van mijlpalen als ‘Land of the Midnight Sun’ en ‘Elegant Gypsy’ – werd ernstig ondermijnd door wat leek op verouderde PA-technologie. Wat een triomfantelijke terugkeer naar zijn elektrische periode had moeten zijn, verzandde in een technisch moeizame exercitie die de maestro’s staat van dienst nauwelijks recht deed.
Samenvattend toonde So What’s Next 2024 zich een festival van contrasten. Waar het Branford Marsalis Quartet excelleerde in akoestische perfectie en Vincen García een veelbelovende nieuwe stem liet horen, worstelden andere acts met technische beperkingen en een soms te vrijblijvende festivalsfeer. De programmering, hoewel stevig geworteld in de jazztraditie, miste wellicht wat van het avontuur dat het festival in eerdere edities zo kenmerkte. Desalniettemin blijft So What’s Next een belangrijke speler in het Nederlandse jazzlandschap, al was deze editie er een van gemiste kansen en onvervulde beloftes.
Foto’s (c) Eric van den Nieuwland