Enthousiast springt ze door de LocHal in Tilburg. Waar eens werd gewerkt aan grote stoomlocomotieven, ontmoetten we jazz zangeres Pau Li Liem. “Dit is zo’n fijne plek. Ik kom hier graag”, zegt ze lachend. Het immense en geheel gerenoveerde gebouw doet sinds enige tijd dienst als creatieve werkplaats. Er huist onder andere een grote bibliotheek in, je kan er evenementen organiseren, studeren en allerlei cursussen volgen. Liem heeft het goed naar haar zin tijdens de fotoshoot. Ze hangt aan een trapleuning en danst door een langgerekte hoge zaal als een ware ballerina. Uiteindelijk belandden we in twee luie stoelen beneden bij de bar voor een mooi gesprek over haar Edison nominatie, over Hans Christian Andersen en over dat ze altijd al zangeres wilde worden.
“Onlangs werden de Edison Jazz prijzen uitgereikt. Je was genomineerd in de categorie ‘Nieuwkomer’. Trompettist Alistair Payne ging er met het beeldje vandoor. Hoe voelde dat?”
“Natuurlijk is het jammer dat ik niet heb gewonnen, maar ik ben al heel erg blij met de nominatie voor mijn eerste eigen album ‘No One Knows’. Dus ja, alleen dat voelde al als een grote eer. Natuurlijk hoop je dan ook op meer, maar het feit dat je gelijk wordt genoemd als kanshebber met je debuut is heel fijn en smaakt naar meer. Ik kom ook gelijk in beeld als artiest die net haar eerste eigen plaat heeft uitgebracht. Dat is gewoon super!”
Wat heeft je geïnspireerd om ‘No One Knows’ te maken?
“De grootste inspiratie is de mensheid in al zijn facetten en hoedanigheid. Het nummer ‘Where Would They Go’ bijvoorbeeld gaat over vluchtelingen. Wat zou jij doen wanneer je in hun schoenen stond? Wat zou je doen wanneer iemand je om hulp vraagt? Het hele album gaat over het leven en je nooit zeker weet hoe het verloopt. Er kan namelijk zomaar iets veranderen. Tegelijkertijd vind ik het ook een heel mooi idee dat het leven je kan verrassen in positieve zin. Alle nummers op de plaat zijn me dierbaar, maar het titelstuk ‘No One Knows’ vind ik in die zin speciaal omdat daar het hele project mee begon. Ik speelde dat voor het eerst op het ‘Sound Of Europe’ festival samen met pianist Harmen Fraanje en drummer Pascal Vermeer en dat voelde toen ontzettend goed. Het vormde de basis voor de rest van het hele album. Daar spelen trouwens naast Fraanje en Vermeer ook gitarist Teis Semey en bassist Marijn van de Ven op mee.”
Laten we eens teruggaan naar het prille begin. Kom je uit een muzikale familie?
“Nee, niet echt. In het gezin waaruit ik kom is iedereen arts of studerend daarvoor. Mijn vader, moeder, broer en zusje. Ik ben de grote uitzondering. Muziek was wel zeker aanwezig. We mochten op pianoles en ikzelf daarnaast ook op zangles. Thuis luisterden we bijvoorbeeld naar Michael Jackson, Earth, Wind & Fire en Stevie Wonder. In de auto stond ook vaak disco en soul op of zelfs Andrea Bocelli. Het was allemaal wel vrij lichte muziek. Geen heavy jazz of zo.”
Je hebt een prachtige naam. Waar liggen de roots van je familie?
“Het is een Chinese naam. Ik ben half Chinees, half Nederlands en misschien ook wel Indonesisch. Mijn voorouders van mijn vaders kant hebben generaties lang in Indonesië gewoond. Mijn opa en oma zijn uiteindelijk naar Nederland gekomen. Hoewel ik mij Nederlander voel, merk ik wel de Indonesische achtergrond van mijn familie. Bijvoorbeeld in bepaalde stopwoorden die we thuis gebruiken. Ik zou mij graag meer in mijn familiegeschiedenis willen verdiepen en dat dan weer muzikaal vertalen. Mijn opa en oma leven niet meer, maar de zus van mijn oma wel. Die kent nog veel verhalen over de tijd dat de familie in Indonesië woonde. Hoe ik dat uiteindelijk in teksten of muziek ga omzetten, weet ik nu nog niet.
Wat voor kind was jij eigenlijk?
“Vanaf de basisschool in Eindhoven, waar ik ben opgegroeid, wilde ik eigenlijk al zangeres worden. Waar andere kinderen allerlei beroepen noemde en daar later weer op terugkwamen, was ik altijd al heel serieus hierover. Ik zong heel graag mee met nummers en had ook pianoles. Die lessen waren wel erg op klassiek gericht en dat lag mij eerlijk gezegd iets minder goed. Later op het conservatorium ging ik pas jazz spelen. Maar vooral zingen vond ik erg leuk om te doen. Ik was helemaal gek op ‘Kinderen Voor Kinderen’. Mijn aller eerste optreden was bij een open podium op school. Ik was verkleed als jongen, want het lied werd oorspronkelijk gezongen door een jongen en het lied ging ook over een jongen. Zo grappig! Op de middelbare school bleef ik zingen en mijzelf begeleiden op de piano. Pas op de vooropleiding van het conservatorium in Tilburg kwam ik in aanraking met jazz. We kregen heel veel jazz standards van onder andere Ella Fitzgerald, Sarah Vaughan, Billie Holiday en Frank Sinatra om te oefenen. Toen is echt het vuur voor jazzmuziek gaan branden.
Je bent in Tilburg ook blijven wonen na je studie. Wat is er zo leuk aan Tilburg?
“Er zijn hele fijne speelplekken in de stad om op te treden. Met name noem ik de podia Paradox, De Nachtzuster en De Kraakkelder. Daarnaast zijn er nog diverse toffe festivals en evenementen. Er wonen of komen ook heel veel vrienden waarmee ik graag muziek maak, zoals bassist Stef Joosten en drummer Jorrit Romme waarmee ik de groep Nyala vorm. Pianist Harmen Fraanje woont er niet, maar komt er vaak. Sommige vrienden waren voorheen mijn docent en nu zijn het mijn collega jazzmusici. Veel muzikanten die hier hebben gestudeerd, zijn ook beïnvloed door de Nordic Jazz sound. Dat vind ikzelf een interessante stroming. Je kan zeggen dat in diverse projecten van mij daarvan wel iets is terug te horen.”
Over Scandinavië gesproken, wat heb jij met de sprookjes van Hans Christian Andersen?
“Haha, dat is tijdens de coronapandemie ontstaan in samenwerking met zangeres en gitariste Wytske Gratama. We zochten enige inspiratie in deze periode om liedjes te schrijven. Eerst gebruikten we nog gedichtjes uit de bundels over Winnie de Poeh, maar al snel schakelden we over op de sprookjeswereld van Andersen. Die verhalen zijn we gaan uitdiepen, gezocht naar de moraal van het verhaal en hebben onze eigen interpretatie daaraan gegeven in de vorm van diverse nummers. We vormen nu samen met elkaar de formatie Penny en werken hierbij ook samen met gitarist Yuri Rhodenborgh, bassist Marijn van de Ven en drummer Guy Salamon.”
Je speelt nu in drie bands tegelijk en werkt ook nog mee aan de theaterproductie Ponta Nento van zangeres Lotte Janssen. Waar ligt nu de focus?
“Ponta Nento vind ik gewoon leuk en is ook weer een mooie samenwerking met andere artiesten. Daarnaast ligt voor mijn nu focus op alle drie mijn bands. De ‘No One Knows’-concerten lopen komende tijd min of meer gelijk op met die van de groep Nyala. Het album ‘A Way Of Life’ kwam ongeveer gelijktijdig uit met ‘No One Knows’. Maar het bijt elkaar niet. De optredens met Penny gaan pas later van start.”
Welke drie albums van andere artiesten zijn je favoriet?
“Jeetje, dat is best lastig. Het verandert ook regelmatig. In ieder geval ‘Volume Two’ van pianist Aaron Parks. Maar ‘Invisble Cinema’ vind ik ook een heel fijn album van hem. Verder ‘Rising Grace’ van Wolfgang Muthspiel. Drummer Brian Blade speelt daarop mee. Daar zou ik heel graag mee willen samenwerken. Mijn derde keuze valt op ‘Love Heart Cheat Code’ van Hiatus Kaiyote. Zou ik ook mee willen samenwerken, haha. Ik ga binnenkort naar het concert in Paradiso. Ik noem stiekem ook nog Stevie Wonder met ‘Songs In The Key Of Life’. Een echte klassieker, maar echt zo heerlijk!”
Tenslotte, wat doe je over vijf jaar?
“Dan componeer en maak ik nog steeds muziek. Ik zou ook wel iets willen doen met dans en video, maar heel concreet is dat nog niet. Ik ga het wel zien… ‘No One Knows’ hè?”
Tekst/interview: Jan de Leeuw
Foto’s (c) Marjolein Tap