Beyoncé’s langverwachte album, ‘Cowboy Carter’, dat net werd belooft een eclectische reis door het countrygenre te zijn, maar al snel wordt duidelijk dat het veel meer omvat dan dat. Het is een ambitieuze poging om grenzen te verleggen en genres te overstijgen, maar tegelijkertijd lijkt het meer voort te komen uit een doordachte marketingstrategie dan uit artistieke inspiratie of muzikale integriteit.
Het album opent met een schijnbaar authentiek countrygevoel, maar al snel wordt duidelijk dat dit slechts een oppervlakkige laag is. De productie is te ‘perfect’, waardoor het leven uit de muziek wordt gezogen. Het mist de rauwe, organische elementen die essentieel zijn voor het genre. Het resultaat is een geluid dat gepolijst, gestandaardiseerd en poppy aanvoelt, waardoor het moeilijk wordt om de ware artistieke prestatie van Beyoncé te waarderen.
De nummers op ‘Cowboy Carter’ worden gekenmerkt door een overvloed aan gastartiesten en invloeden uit verschillende muziekstijlen. Hoewel dit de veelzijdigheid van Beyoncé als artiest benadrukt, voelt het soms geforceerd aan. Het lijkt alsof ze te veel wil laten zien en horen, waardoor de samenhang en authenticiteit van het album verloren gaan.
Het hoogtepunt van het album komt met de track ‘Spaghetti’, waarop de baanbrekende zwarte countryzangeres Linda Martell te horen is. Hier wordt duidelijk dat Beyoncé een statement wil maken over inclusiviteit in de muziekindustrie en de erkenning van zwarte artiesten in het countrygenre. Het is bedoeld als een krachtig moment dat de diepere betekenis van het album moet benadrukken. Echter, dit ‘statement’ overheerst het album en doet afbreuk aan de potentie van een werkelijk authentiek countrygeluid, zoals geleverd door iconen als Martell en Dolly Parton.
Opvallend zijn ook de twee covers op het album. De ene is van The Beatles ‘Blackbird’, maar de make-over voelt weinig verrassend aan en benadrukt de overproductie die het album kenmerkt. De andere cover is Dolly Parton’s klassieker ‘Jolene’, die teleurstellend uitpakt en lijkt gericht te zijn op het versterken van de country-esthetiek die marketingtechnisch over het hele album is gegoten.
‘Cowboy Carter’ blijft grotendeels steken in zijn streven naar commercieel succes. Het album lijkt meer gericht te zijn op directe consumptie dan op artistieke diepgang. Hoewel Beyoncé’s talent en vocale kracht schitteren, worden ze overschaduwd door de gladde productie en de overdaad aan gastartiesten die meer als gimmick dan als volwaardig muzikaal partner worden ingezet.
Uiteindelijk verdient ‘Cowboy Carter’ een bescheiden beoordeling van zeven uit tien. Het is een album dat zijn beloften niet helemaal nakomt en waarbij de artistieke integriteit soms lijkt te worden opgeofferd voor commercieel gewin. Beyoncé blijft een krachtige en invloedrijke artiest, maar dit album laat zien dat zelfs zij niet immuun is voor de verleidingen van de muziekindustrie.
In een tijd waarin de grenzen tussen kunst en commercie steeds vager worden, blijft het belangrijk om kritisch te blijven en de ware intenties achter muziekprojecten te doorgronden. Beyoncé mag dan wel een icoon zijn, maar dot project had een andere aanpak verdiend, waarmee ze een veel grotere impact had kunnen maken. Een ‘echt’ countryalbum op wereldniveau van de zangeres is wellicht toch te ver van haar comfortzone, of simpelweg te moeilijk voor haar. (7/10) (Sony Music)