Als je een Eurovisie Songfestival wint, ben je klaar om Europa te veroveren. Als je echter door zware hartproblemen eerst moet wachten op een donorhart, alvorens je kan gaan revalideren en de podia kan gaan bestormen, sta je feitelijk met 1-0 achter. Toch weerhield het Salvador Sobral er niet van zijn passie weer op te pakken. Donderdagavond stond de Portugees op het podium van Muziekgebouw Eindhoven. Niet zoals het hem gewoon is als kwintet, maar uitzonderlijk als duo (pas voor de tweede keer deze tour, zo vertelde Salvador aan Maxazine voor het concert) betrad Sobral het podium met zijn hoofd het hoekje van het podium, “Hallo”. De toon was gezet.
Salvador was niet meer die schuchtere, fragiele zanger die we kennen van het Songfestival. Sobral is opgeleefd en ontpopte zich als een jazzzanger pur sang. Een die met kan scharen in het rijtje van Al Jarreau, Jaques Brel en Bobby McFerrin. Een stemkunstenaar die men live moet zien en horen om te genieten van zijn zang en al zijn frivoliteiten, die de zanger tussen zijn teksten door bracht.
Rustig ingetogen, maar ook energiek, pseudo-trompet-spelend, bracht Sobral nummers van zijn laatste album ‘bpm’, van vorig jaar afgewisseld met eerder werk. “Goedenavond, hoe gaat het? Het is voor mij de eerste keer in Eindhoven.”, bracht hij in perfect Nederlands na het ingetogen openingsnummer ‘Mar de memórias’ en het energieke ‘ Feu ver meu amor’, alvorens hij in het Engels zijn aankondigingen en grappen bracht. Het Nederlands leek in eerste instantie ingestudeerd, toch was het vertrouwder voor Sobral, gezien zijn Belgische vrouw. Allerminst toch knap voor een zanger uit Zuid-Europa. En zo, gelukkig maar, kon de sympathieke Portugees het niet laten het publiek met regelmaat te teasen. Tijdens het intro van zijn heerlijk spelende pianist, buigt hij rustig naar het publiek toe, “Gezellig hè?”. En ja, dat was het. Het was geen groot concert, met toeters en bellen, maar een intieme uitnodiging voor een avondje bij hem thuis. Zo op zijn gemak voelde de artiest zich; Met regelmaat zichzelf terugtrekkende op het toneel, mijmerend in het donker achter zijn pianist ijsberend, of met oprechte bewondering kijkend en luisterend naar zijn pianist.
De grote kracht van Sobral is niet in een hokje te plaatsen. Is het zijn stem? Is het zijn afwisseling in zijn stijlen, van melancholische jazz naar Kyteman-achtige hiphop? Is het zijn humor? Is het zijn meest sympathieke overkomen? Of is het gewoon de combinatie van alles, verpakt in een man die overkomt alsof het een van je beste vrienden is, die je na jaren weer bent tegengekomen in de kroeg en na een avond bijpraten op de zondagmorgen op je bank aantreft, met twee verschillende sokken aan? Wellicht een mix van dat alles, of beter gezegd: een optelling.
Bescheiden als Sobral is, bedankte hij niet alleen zijn pianist Max Agnas, maar ook de Eindhovense man van het geluid, Nick “Sorry, I forgot his last name” Manders, en de lichtman, “Sorry, I even forgot his first name.” Bram, wiens achternaam hij de rest van de avond niet onder de knie kreeg. Het licht werd als ‘wraakactie’ gedoofd en Sobral lag zelf in een deuk om de teruggekaatste humor van de lichtman. Het geeft de setting van de avond aan, die toch al om namen ging. Salvador is immers deels Nederlands van afkomst. Salvador Vilar Braamcamp Sobral bevat de naam van een van zijn voorvaderen, Braamcamp. Om het te bewijzen liet hij zijn ID-kaart de zaal doorgaan. “But please give it back to me, as I need it when I fly again tomorrow.” Het vertrouwen in het Eindhovense publiek was groot.
Sobral leek gedurende het concert vorderde meer en meer op zijn gemak. Speels leidde hij een soort van in-house jamsessie, waarbij hij met Max (“He is the best pianist I have ever played with…. now I am waiting for him to call me the best singer he has ever worked with.”) voor een paar oude vrienden, die met een cava in de hand achterover leunend in de stoelen zat te luisteren, wat speelde, zoals ‘La Souffleuse’, van zijn tweede album ‘Paris, Lisboa’.
Een einde werd gebracht zoals het eigenlijk de hele avond al ging. Sobral wisselde rust af met zijn vocale effecten. Maakte vernuftig gebruik van de microfoons in de Steinway, drumde op de vleugel als was het een Cajon en grapte zijn pianist en het publiek. Natuurlijk een toegift, met een klein stukje van zijn ‘Amar pelos dois’ (wat verwonderlijk was, gezien Salvador het zelden nog zingt), maar net zo verwonderlijk Ramses Shaffy’s ‘Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder’ en een ongepland duet met Irene uit het publiek, die hij eerder ontmoette bij een concert in Nijmegen. Het gaf de benaderbaarheid van Sobral aan, gewoon de jongen next door, die tijdens het duet van het podium stapte en de zaal inliep, Irene als soliste achterlatende. Terug op het podium een diepe buiging en Sobral verliet zijn huiskamer. Vanuit het publiek restte slechts een even diepe buiging naar de stemkunstenaar.
Foto’s (c) Stefanie Portegies