Het blijft toch een druk baasje, deze New Yorkse gitarist Joe Bonamassa. Sinds zijn debuut in het jaar 2000 staan al zo’n dikke dertig albums op zijn naam, zowel eigen studio- en livealbums als samenwerkingen met anderen, zoals Beth Hart. Daarnaast produceert hij nog voor anderen en duikt regelmatig op cd’s van anderen op, zoals onlangs weer op Dions recente album ‘Stomping Ground’. En met ‘Time Clocks’ is onlangs Bonamassa’s nieuwe cd verschenen.
Hierop staan tien eigen nummers, gedeeltelijk geschreven met medewerking van een ander. Muzikaal wordt hij gesteund door Steve Mackey (bas), Lachy Doley (piano), Bunna Lawrie (didgeridoo), Bobby Summerfield (percussie), Anton Fig (drums, percussie), Mahalia Barnes, Juanita Tippins en Prinnie Stevens (achtergrondzang). Muzikaal is en blijft het nog steeds de Bonamassa, die we kennen. Stevige, goed in het gehoor liggende bluesrock. Toch is er iets veranderd, de gitaar neemt een wat minder dominante plaats in en is nu eerder dienend aan het nummer. De aandacht ligt hier wat meer bij de compositie en tekst.
Na het instrumentale ‘Pilgrimage’ horen we het stevige ‘Notches’, dat al als single is uitgebracht, en wordt gevolgd door de soulblues ‘The Heart That Never Waits’. Het titelnummer ‘Time Clocks’ is een bijzonder fraaie compositie, waarin de samenzang met Mahalia Barnes mooi naar voren komt. Met het bijtende ‘Questions And Answers’ en de bluesballad ‘Mind’s Eye’ komt de blues om de hoek kijken. Verrassend en bombastisch wordt het met de rocker ‘Curtain Call’. Mede door de strijkers, het Bonham-achtige drumwerk en het gebruik van strijkers doet associaties opkomen met Led Zeppelins ‘Kashmir’. In de rustig beginnende powerballad ‘The Loyal Kind’ scheurt de gitaar weer als vanouds en met de boogie ‘Hanging On A Loser’ en ‘Known Unknown’. Tien prima songs, waarvan ‘Mind’s Eye’ en ‘Curtain Call’ mijn persoonlijke favorieten zijn. (8/10) (Provogue)