Er was een simpele aanleiding voor het gesprek met Myrddin De Cauter: de release van ‘Médyn’, het derde album uit zijn solo vierluik ‘Monstruos y Duendes’. Maar daarover kan de Belgische gitaarvirtuoos heel kort zijn: “Het is gewoon de muziek die ik vanaf mijn dertiende heb gemaakt, tot twee jaar geleden. Meer valt daar niet achter te zien…” Veel liever duikt hij in het gevoel áchter de muziek, achter ‘zijn’ flamenco, het product van honderden jaren smeulen. Myrddin De Cauter: De traagheid van de evolutie.
Myrddin is een markante verschijning, zelfs op de laptop die ons nu elektronisch met elkaar verbindt. Hij praat traag, bedachtzaam, plechtig bijna. Hij laat periodieke rustmomenten vallen en biedt de luisteraar vooral zuurstof. Om zijn semi-monoloog te kunnen overdenken en diep te laten indalen. “Iedereen in de familie speelde muziek, altijd, overal in huis. Zodanig dat ik met mijn gitaar eens ben geëindigd op het toilet. Dat was de laatste ruimte die nog beschikbaar was. Mijn broer Dajo speelde contrabas. Waso, de oudste , speelde gitaar en Vigdis, mijn zus, speelde piano. En ik, ik speelde klarinet en gitaar… Ja, dat is het zowat.” De eerste voorzichtige schets staat virtueel op papier…
“Als kind was ik eigenlijk helemaal niet geïnteresseerd in muziek. Ik was liever in de bossen en zo. Op een dag ben ik klarinet beginnen te spelen… Dat vond ik wijs, klarinet spelen. Dan pas, toen ik twaalf, dertien was, heb ik de gitaar ontdekt. En dan is het pas echt begonnen.” Zijn gelaat verstrakt. “Maar ik denk dat het goed is, dat je iets kunt laten smeulen, dat iets de tijd krijgt. Om het juiste moment te vinden om plots bezeten te geraken van muziek.” Hij was vertrokken, toen, op zijn dertiende, en nu in ons gesprek. “Dat was het enige dat ik nog deed, gitaar spelen.” Hij lacht voor het eerst, voorzichtig. “Ja, dat is echt. Ik speelde continu. En van het begin heb ik mijn eigen muziek gemaakt.” Hij laat een lange stilte vallen, maar pakt de ragfijne draad weer op. “Had ik niet mijn eigen muziek gecomponeerd dan maakte ik nu zeker geen muziek meer. Dat voel ik. Dat weet ik zeker.”
Myrddin is een meesterverteller, hoewel hij dat zelf waarschijnlijk niet beseft, verlegen als hij oogt. “Dat componeren heb ik nergens geleerd, dat is eigenlijk meteen zo vertrokken. Uren en uren zoeken en weg zijn, niet meer van deze wereld. Díe kracht, dat is een bron.” Hij raakt zijn eigen snaar en gaat nog een laag dieper, waarbij hij ook zijn tongval meeneemt. “Ge zoekt iets en alleen uw vingers weten wat gij aan het doen zijt. Het is meditatief: ik speel en ben iets aan het componeren. Maar het zijn mijn vingers. En mijn gevoel natuurlijk, maar niet mijn verstand. Mijn gedachten, mijn ego, mogen er niet zijn. Anders gaat het niet.” Hij lijkt ergens aan te denken. “Ik speel geregeld nog iets van toen ik heel jong was… en dat is nog steeds mijn lievelingsmuziek.” Stilte… “Toen was ik blijkbaar het meest vrij, in mijn hoofd. Nu speel ik meer noten. Maar toen kon ik echt zo vrij dingen maken. ” De autodidact spreekt. Hij die natuurlijk ook een enorme bagage kon meenemen van zijn vader, multi-instrumentalist Koen De Cauter.
“Ik ging ook wel op cursus in Spanje, bij de grote gitaristen. Dan was iedereen die stukken aan het leren, helemaal bezeten. En wat ik deed: “O ja, dat is een interessante gedachte van die gitarist…” en dan verdween ik weer in mijn eigen muziek…. Dat is de reden dat nu nog speel, eigenlijk.” Als een klein, teer bloempje, bloeit hij op, gaan zijn ogen schitteren, als hij via het Spaanse bruggetje is beland bij zijn passie: “Ik ben altijd zot geweest van de flamenco.” De aanleiding is nog ontnuchterend: “Mijn vader speelde Flamenco. Op een dag vroeg ik hem” ik wil flamenco leren”. Zo simpel is het. Dat lag mij duidelijk het meest, dus ja… Dat is het.” Maar het vervolg bevat minstens evenveel passie als de Spaanse muziekstijl zelf. “ Ritme, ritme. Ik ben altijd zot geweest van ritme. En de flamenco heeft dat vrij sterk. En schone melodieën. Vroeger was dat enorm vriendelijke muziek. Zangers die schone, supersimpele liedjes zongen, gelijk je hier de volksmuziek had, ooit. Integer, oude boeren, die niet naar school zijn geweest. ” Zijn blik op het beeldscherm verhardt plots. “Maar nu is een groot deel niet meer integer. Het is meer competitie. Het is meer stads, het moet rap gaan… Ik mis die simpele, eenvoudige echtheid.”
Wat volgt is een boeiend college. “Er is iets bijzonders aan de flamenco. Het is de traagheid van de evolutie. De liedjes en de stijlen zijn enorm geïsoleerd en toch komt het van overal. De mensen zagen alleen hun eigen gemeenschap en toch…. Het komt van de Joden, van de zigeuners en van de boeren zelf. En van de Arabieren natuurlijk, de Moren. Ze hebben daar negenhonderd jaar gezeten. Die muziek heeft zóveel tijd gehad om te smeulen, en ik vind dat prachtig. Het is de enige muziek die zo een aangename mengeling heeft. En het is niet omdat ik flamenco speel, hoor. Ik hou van die vroegere flamenco zangers en natuurlijk van de serieuze muzikanten die er iets van gemaakt hebben, op hun gitaar.” En nu.. “ Tegenwoordig heeft iedereen een hoog niveau, en het maakt niet meer uit van welk deel van de wereld je komt.” Het lijkt hem pijn te doen. “Ja, ik ben dat wel beu, het is allemaal competitie… In de klassiek muziek ook. Iedereen speelt hetzelfde, iedereen volgt hetzelfde pad. Het is bijna ziekelijk, verstikkend. Dat kan niet, er is zuurstof nodig. Kijk hoelang het heeft geduurd dat flamenco is ontstaan: honderden jaren, hónderden. Hoe kun je dan als enkele ziel iets creëren dat schoon is door altijd maar naar één richting te willen? Er zijn ook zoveel mensen die de stijl van flamenco gaan naspelen. Maar dat heeft geen zin. Ga naar Madrid. De jongetjes van elf jaar zingen het al. Het ís daar gewoon al!”
Nu heeft hij zelf ‘Médyn’ uitgebracht, het derde album uit zijn solo flamenco vierluik ‘Monstruos y Duendes’. “Allemaal solo. Juist solo, omdat het al zo intens is. Het is de kracht van het vertellen. Dat ge kunt wegdromen en geëmotioneerd zijt… Maar ik denk er zelf niet over na, over die gevoelens. Ik speel en ik hoop zo te kunnen wegdromen… En inspiratie? Och, de meest banale dingen, dat ik boodschappen doe, of zo. Dingen die er voor zorgen dat ik niet de ganse dag met die gitaar bezig ben…. “
Stilte, gepeins… Myrddin ademt diep in en kneedt de lucht in nieuwe vibraties, naar het evenbeeld van zijn eigen inspiraties: “Ik heb nu een project gedaan met liederen, gecomponeerd op poëzie van Guido Gezelle, de grootste dichter van bij ons. uizenden gedichten geschreven, en allemaal in rijm, hé. De landschappen beschreven, de kleuren beschreven, alles… Ja, dat beïnvloedt mij. En vandaag… vandaag was ik bij mijn zus en zij zette Steve Coleman and Five Elements op, van die moderne jazz. En dat heeft mij nu, vandaag, geïnspireerd. Ongelooflijk, hoe hij speelt, hoe hij improviseert… “ zucht… “Ja, het komt van alle uithoeken, inspiratie.”
Zo ook voor zijn solo vierluik ‘Monstruos y Duendes’. “Ja, het is eigenlijk wel een beetje mijn levenswerk, zo gezegd.” Een leven dat eigenlijk veel te kort is voor Myrddin De Cauter, veel te kort voor de flamenco. Want ”muziek moet alle tijd hebben om te smeulen, honderden en honderden jaren.” Myrddin De Cauter: De traagheid van de evolutie.