Jazzgigant Chris Barber is afgelopen dinsdag overleden. Geboren in 1930, was Chris Barber een van de leidende figuren in de Europese jazz. Samen met Kenny Ball en Acker Bilk was hij een van de ‘Three B’s’ die de traditionele jazz in Groot-Brittannië definieerden en de belangrijkste groep trad-jazz-muzikanten waren in de late jaren 1950 en vroege jaren 1960. Zijn interesse in jazz begon toen hij tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Londen werd geëvacueerd, en hij 78-touren platen van zijn Amerikaanse helden begon te verzamelen. Hij werd een expert in de begindagen van jazz-recordings. Hij vormde na de oorlog zijn eerste band in Londen, met een trombone die hij voor £ 5 kocht van de trombonist in de band van Humphrey Lyttelton. Zijn eerste albums maakte hij aan het einde van de jaren veertig, maar het was toen hij en klarinettist Monty Sunshine in 1953 samen een band vormden onder leiding van Ken Colyer, dat zijn carrière een gigantische vlucht nam.
De band van Colyer stond synoniem voor de authenticiteit van New Orlean. In 1954 kwam er een breuk in de band van Colyer; de overige vijf leden gingen verder met trompettist Pat Halcox, die tot 2008 in de verschillende bands van Barber zou blijven spelen. De 54-jarige samenwerking tussen Halcox en Barber is nog steeds ongeëvenaard in de Britse jazz. Toen de Noord-Ierse zangeres Ottilie Patterson (die later mevrouw Barber zou worden) bij de band kwam, verhuisde de band van Barber van kleine jazzclubs naar steeds grotere concertzalen. Eerst in Groot-Brittannië, daarna in de rest van Europa en vanaf 1959 ook in de Verenigde Staten. Daar werd Barber bekend als “de man die Trad terugbracht naar Amerika”.
Barber had korte tijd contrabas gestudeerd aan de Guildhall School of Music and Drama, evenals trombone, en hij speelde het instrument op zijn album van ‘Petite Fleur’ uit 1956. Hij bereikte daarmee de 3e plek in de Britse hitlijsten en kwam op de 5e plek in de Amerikaanse top 100. Het stond enkele weken op nummer 1 in Zweden. In 1958 richtte hij in Londen de Marquee Club op, een muziekpodium waar hij vrijwel iedereen van enige naam naar toe haalde, zoals The Rolling Stones, David Bowie, Marillion, The Yardbirds, Manfred Mann, Led Zeppelin, Genesis, Metallica, Fleetwood Mac, Iron Maiden, The Who, King Crimson, Yes, Jethro Tull, The Jimi Hendrix Experience, The Police, XTC, Adam & the Ants, The Jam, Joy Division, Dream Theater, The Cure en Pink Floyd.
Naast muziek, was Barber een groot liefhebber van de motorsport. Hij bezat van een paar oude Lagonda’s, stapte hij over naar het autoracen, eerst met een Lotus Mark IX en vervolgens met een prototype Lotus Elite, rechtstreeks aan hem geleverd door Colin Chapman. Hij was door de jaren heen een vaste waarde op Britse racecircuits en zijn band speelde vaak tijdens de festiviteiten na de race van de Britse F1 Grand Prix.
Tegen de tijd dat de Beatles opkwamen, had Barber zichzelf al lang gevestigd als populaire muzikant en was een graag geziene gast in radio- en televisieshows. In het begin van de jaren zestig was hij daarbij ook een belangrijke figuur geworden in de bluesscene. Hij had niet alleen zangers naar Groot-Brittannië gebracht als zuster Rosetta Tharpe, Sonny Terry en Brownie McGhee en Muddy Waters, maar hij voegde ook elektrische gitarist John Slaughter toe aan zijn band, die toen van naam veranderde naar de Chris Barber Jazz and Blues Band. Deze groep stond muzikaal nooit stil en terwijl zijn oude Trad-vrienden bij het traditionele jazzrepertoire van de jaren 1920 en 1930 bleven hangen.
Zijn achtkoppige band speelde in de jaren tachtig en negentig veel in Duitsland en Nederland en Babrber was solo een veelgevraagde gast bij musici als Van Morrison en Jools Holland. In 1991 werd Barber officieren in de Order of the British Empire, voor zijn verdiensten op het gebied van muziek. Barber ging in 2019 met pensioen, nadat hij 70 jaar bijna onafgebroken een band had geleid. Chris Barber stierf afgelopen dinsdag, 2 maart, op 90-jarige leeftijd aan de gevolgen van dementie.