The Districts bestaat uit vier vrienden die al tijdens hun middelbare schooltijd de band oprichtten, in een onaanzienlijk stadje in Pennsylvania. Niet echt een garantie voor de betere indie-muziek. Eerlijk gezegd was die er ook niet. Maar pubers worden volwassen, gaan naar ‘de grote stad’ (in dit geval Philadelphia) en met een beetje geluk evolueert en ontwikkelt hun muziek daarmee ook in een meer gedurfde, eigenwijze en volwassen stijl. En dat is met het album ‘You Know I’m Not Going Anywhere’ meer dan gelukt.
Was hun voorganger ‘Popular Manipulations’ uit 2017 al een duidelijke groeistuip naar een eigen, volwassen geluid, nu is de band volledig ontloken en kan hij zich meten met de grotere indie-acts. ‘You Know I’m Not Going Anywhere’ verscheen na een moeilijke periode voor de band. Men was opgebrand, maar is er beter uitgekomen dan zij (en wij) ooit hadden durven denken. Frontman en songwriter Rob Grote heeft de emoties verwoord in elf prachtige songs; op het grensvlak van positief en melancholiek, van donker en licht, van indie, folkrock en pop. Songs over jezelf durven zijn en over relaties, maar ook over dood en wanhoop…
Het album opent met het kalme, op gitaar en viool begeleide ‘My only ghost’. Meteen valt hier de mooie, warme stem op van Rob de Grote, met de juiste afweging tussen pathos en melancholie. Het nummer is een voorbeeld van de uitstekende en smaakvolle, grotendeels in eigen hand gehouden, productie die ook de rest van de plaat kenmerkt: mooie accenten, veel gelaagdheid, maar nooit leidend tot een te vol geluid of tot overdaad. Zo zijn de accenten van drums en synths in de sterke single ‘Hey Jo’ mooi ingeweven in de rest van de song. De elektronica wordt vakkundig vervlochten met de meer akoestische elementen en de veelkleurige stem van Rob, soms verhalend en diep, soms dramatisch uithalend en hoog. Dit is exemplarisch voor de rest van dit opmerkelijk gevarieerde album met vaak speelse, inventieve wendingen of toevoegingen. Zoals de dralende, maar prachtige saxofoon op ‘Dancer’, een nummer dat niet zou misstaan op een album van Foals. Het volgende ‘Side car’ klinkt dan weer meer highschool rock, in betere uitvoering en met toevoeging van synthlijnen die, net als in meerdere nummers, even doen denken aan the Killers.
Het topnummer, naast eerdergenoemde single ‘Hey you’ is het gevoelige, zweverige en melancholieke ‘Changing’: een opening van synth en drum, dan een mooie gestage opbouw met gitaar, plots ontluikend in een prachtig refrein waarin alle registers open gaan: een gelaagde en geslaagde combinatie van zang, instrumentatie en achtergrond. Om daarna weer nieuwe spanningsbogen te zoeken, en te vinden, om tenslotte geheel uit te barsten:
“I can’t keep on saying everybody’s changing
I can’t keep on getting to be pushed around
I can’t keep on blaming everybody’s changes”Bloedmooi…
Zo schotelt het viertal je een verrassend lekkere cocktail voor, waarin je steeds nieuwe ingrediënten ontdekt die een totaalsmaak opleveren die groter is dan de som der delen. Om zo, net als in de opener, ook in de afsluiter ‘4th of july’ weer heerlijk ingetogen af te sluiten. Waarmee van de cirkel weer helemaal rond is, van een album dat een sfeer ademt van een natuurlijke en afgewogen balans, in instrumentatie, emotie en productie. En bij een dergelijk grote variatie aan muzikale ingevingen, zowel binnen als tussen de nummers, levert dat een volwassen plaat op van een opmerkelijke klasse. (8/10) (Fat Possum)