Afgelopen maandag stonden maar liefst twee bands op het affiche van de Transformerclub, de broedplaats van jong, opkomend talent in de Maastrichtse Muziekgieterij: het Deense Josiah Konder en de Californische Crocodiles.
Vreemd, omdat het podium van de kleine zaal meestal wordt vrijgemaakt voor slechts één band, die dan de volledige spotlight krijgt. Nu dus voor twee… Een dubbelaffiche? Of een hoofdact met voorprogramma? Gezien de status van beide bands zou Crocodiles de voor de hand liggende headliner zijn: waar Josiah Konder dit jaar hun tweede album afleverde, heeft Crocodiles er al zeven ‘in the pocket’, waaronder ‘Sleep Forever’ met producer James Ford (o.a. Arctic Monkeys).
Maar het liep allemaal anders dan verwacht … Waar de Denen fris, sprankelend en frivool hun kaartje voor een grote toekomst kwamen ophalen, beten de Amerikanen in het stof en bleven ze helaas hangen in hun poses en in een vergane glorie die er helaas nooit is geweest.
Josiah Konder (geen groepslid, maar een fictieve naam) liet meteen horen dat hun geluid staat als een huis en niet in één hokje te plaatsen is. In opener ‘Extranced’ werd de sfeer gezet met een soulvolle sax en langzaam opzwellende keys, waarna bas en gitaar het nummer onderstutten om een podium te bieden voor één van de sterkste troeven van de band: de stem van Julius Ernst. Een twintiger met een doorleefde stem, die meest verhalend werd gebruikt, met veel emotie. Tempo- en volumewisselingen onderstreepten de snelle emotieveranderingen binnen de nummers die, gelukkig, niet in een kort popformat werden geduwd, maar lang genoeg waren om het hele verhaal te beleven van verdriet, melancholieke pijn en hoop.
In de eerste paar nummers stonden de zes leden nog wat onwennig op het podium, met drie man strak in pak, maar vervolgens kwam met name Julius wat los en gaf hij met zijn lichaamstaal en mimiek een extra dimensie aan de nummers, aan het verhaal dat hij zong, of beter gezegd vertelde, fluisterde, schreeuwde, al naar gelang de emotie dat vereiste. Gelijkenis met zanger Simon Jones van ‘And Also the Trees’ was hierbij een terecht en groot compliment. Maar het hield ook een valkuil in: Door zijn jeugdige uitstraling en zijn iets te ingehouden performance overtuigde hij niet helemaal, leek het soms iets te gespeeld. Voor het overige was er echter helemaal niets af te dingen op de enthousiaste set. Integendeel, er werd vakwerk afgeleverd met een muziekstijl die voortkomt uit de beste muziektraditie van o.a. Nick Cave (nummers van hun laatste album ‘Through the Stutter’ (2019) zouden niet misstaan op een Cave-album als ‘Dig, Lazarus, Dig’), maar met een frisse touch die veel belooft voor de verdere ontwikkeling in hun aangename sound. Met name ‘Kissed in dreams, Yearning’ en de aangrijpende single ‘Fall away’ voorspellen veel goeds. Voorspellen? Ja, maar ook bevestigen. Want al vandaag verdiende Josiah Konder op basis van hun strakke act, mooie spanningsopbouw en coole uitvoering een veel groter publiek dan daadwerkelijk was komen opdagen.
Helaas viel hierdoor de volgende (hoofd?)act nóg meer tegen. Daar waar de Denen jong en frivool over het podium dartelden waren Crocodiles helaas een parodie op zichzelf. Een garage-postpunk-noiserock-shoegaze band die zelfingenomen op het podium stond om zijn nummers af te draaien, zonder contact met het publiek, dat al in gebreke achterbleef omdat de energie, die je normaal mag verwachten van dergelijke muziekstromingen, hen helaas absoluut niet bereikte.
De harde Crocodiles-kern Brandon Welchez (zang, gitaar) en Charles Rowell (gitaar, en zonnebril …) werd live aangevuld met bas en drum. Deze laatste hielden de gitaarbrij nog aardig overeind door een stevige ritmebasis en boden af en toe ruimte voor afwisselingen in melodie en volume. Helaas te weinig. Zowel in als tussen de nummers was weinig opbouw te bespeuren. Het klonk allemaal emotieloos, terwijl er toch echt wel iets van te maken zou zijn. Dat hebben acts als Jesus and Marychain en Buzzcocks in het verleden meer dan bewezen. Maar helaas konden Crocodiles vanavond absoluut niet tippen aan hun grote(re) voorbeelden. Soms, heel soms, was er toch een sprankje emotie, licht, raffinement. Dat was in de relatief rustigere nummers, waarin een melodieuze gitaar de ruimte kreeg, of de zang werd opgetild boven de geluidmuur en de overdosis galm even werd vergeten. Of als er plaats was voor een gitaarriff die deed denken aan de betere punkrock. Ja, het was er wel, maar het was er te weinig en met te weinig overtuiging. Na meer dan tien jaar ervaring is dat jammer. Want zo zonken zelfs de sterkte nummers ‘Stones to death’ en ‘She splits me up’ weg in het drijfzand dat de band voor zichzelf had opgespoten.
Nee, het is duidelijk, het affiche had zo mooi kunnen zijn: headliner Josiah Konder, met als voorprogramma Crocodiles (of een andere band…). Maak dat maar weer goed, Muziekgietrij… Jullie hebben volgende zomer een uitgelezen kans met de programmering van jullie festivalkindje Bruis. Ben benieuwd of jullie goed hebben geluisterd!
Foto’s (c) Anita Martin / Maxazine