Hoewel de naam Judith Hill niet direct alarmbellen laat afgaan, weten muziekinsiders en liefhebbers van funk en soul inmiddels wel beter. De 34-jarige singer-songwriter uit Los Angeles heeft een aantal opvallende samenwerkingen op haar cv staan. Zo maakte Hill deel uit van Michael Jacksons band tijdens de voorbereidingen van de This Is It Tour in 2009. Hill werd geselecteerd om met Jackson het duet ‘I Just Can’t Stop Loving You’ te zingen tijdens de concertreeks.
Daarnaast verzorgde de zangeres backings bij onder meer Stevie Wonder, Elton John en Josh Groban. Ze deed mee aan de Amerikaanse versie van The Voice en baarde veel opzien. In 2014 pikt Prince haar op, wat leidt tot het geslaagde debuutalbum ‘Back In Time’ dat de paarse grootmeester co-produceert in zijn Paisley Park studio’s. Met haar tweede album ‘Golden Child’ op zak, is het tijd voor Hill de muziek live te laten horen.
Tijdens een korte Europese tournee, doet Hill ook Nederland aan waaronder een half gevulde zaal van het toonaangevende BIRD in Rotterdam. Daar liet Hill er geen twijfel over bestaan waarom muziekmagazine Rolling Stone de zangeres roemt om haar ‘stellar powerhouse vocals’. Haar soulvolle zang klonk niet altijd zuiver, maar die rauwheid droeg juist bij aan een forse en karakteristieke sound. Hill stopte ziel en zaligheid in haar liedjes waardoor ze stuk voor stuk gemeend klonken. De zangeres begeleidde zichzelf afwisselend op keyboards en gitaar en deed dat niet onverdienstelijk.
Haar kwartet, met onder meer de ouders van Hill op toetsen en basgitaar, zorgde voor een stevige geluidsmuur van spijkerharde funk, afgewisseld met soul, blues en rock. Illustere namen als Sly Stone, Jimi Hendrix, Screamin’ Jay Hawkins en Prince leken aan de zijkant van het podium instemmend mee te knikken. Eigenlijk kreeg je de hele tijd het gevoel dat BIRD te klein was voor Hill. Haar energieke performance vraagt om een flinker podium en een groter publiek. Het is een kwestie van tijd dat deze dame ook op de grotere festivals is te zien. Want dat verdient Hill.
Foto’s (c) Jan de Bloois