Al in zijn tienerjaren maakte Paul Oscher (Brooklyn, 5 april 1950) deel uit van de band van Muddy Waters. Hij was het eerste witte bandlid bij Waters, die je zijn mentor kon noemen, en woonde een tijdlang samen met Otis Spann in de kelder van Waters huis in Chicago. Oscher bleef van 1967 tot 1972 bij hem. Daarna werkte hij onder meer samen met Louisiana Red, T-Bone Walker, Big Bill Morganfield, Hubert Sumlin, Buddy Guy en vele anderen. En solo was hij ook zeer actief. Oscher, die als 8-jarige mondharmonica leert spelen en ook op gitaar en piano uit de weg kan, is op zijn beurt weer de inspirator van harmonicablazers als Rick Estrin en Jerry Portnoy.
Onlangs heeft hij het album ‘Cool Cat’ uitgebracht, waarin hij terugkijkt op zijn uitgebreide carrière. Niet als ‘best of’. Eerder laat hij zien dat hij in zijn ruim 50-jarige loopbaan zowel bandleider als begeleider is geweest. Op de cd staan dertien nummers, waarvan er twaalf van eigen hand en een van zijn vroege werkgever Muddy Waters. In tegenstelling tot wat je zou denken beperkt hij zich niet tot de Chicagoblues, hoewel die een groot aandeel heeft. Ook jazz duikt hier op. Verwacht niets nieuws of revolutionairs; het zijn gewoon prima, solide stukken muziek. Opvallend is dat de cd in feite in twee delen uiteenvalt. De eerste vijf bluesnummers worden duidelijk door Oscher aangevoerd. De overige acht zijn afwisselend bluesnummers, waarin hij een begeleidende neemt, en stukken met een jazzband. Hiermee laat Oscher zien, dat hij beide stijlen in de vingers heeft en zowel een leidende als begeleidende rol heeft. Bijzondere vermelding verdienen ‘Ain’t That A Man’, een eerbetoon aan James Cotton, en het door de 89-jarige Miss Lavelle White gezongen dubbelzinnige ‘Dirty Dealin Mama’.
Op zijn website staat “Paul Oscher Is A Blues Legend” en dat maakt hij met dit album meer dan waar. Prima werk. (8/10) (Blues Fidelity)