The Struts begonnen ooit als een bandje dat menig Britse kroeg af ging met hun liedjes. Tussendoor namen ze leuke covers op die ze vervolgens op YouTube postten. Ze maakten een eigen versie van Daft Punk’s ‘Get Lucky’ en voegden heel wat gitaren toe aan ‘Royals’ van Lorde. Dertien singles, drie ep’s en twee albums later laten ze zien meer te zijn dan een leuk vriendenbandje.
Inmiddels zijn ze de pubs ontgroeid en deelden ze het podium met The Who en Foo Fighters. Waarbij Dave Grohl en co-zanger Luke Spiller meer dan eens op het podium vroegen ‘Under Pressure’ te komen zingen. En in 2014 werd Spiller ‘uitgeleend’ aan Mike Oldfield voor zijn plaat ‘Man on the Rocks’.
Dat de band een voorkeur heeft voor de jaren ’70 blijkt uit de tekst van het decadente ‘Primadonna Like Me’. In de tekst klinkt de rock ‘n’ roll-fantasie van alles in de overtreffende trap helder door. Maar dat is niet het enige dat de band kan. Met opener ‘Body Talks’ en ‘In Love With a Camera’ blijkt dat ze hun invloeden kunnen inzetten voor een modern klinkend rocknummer. Waarbij het thema van het tweede nummer zowel toe te passen is op een model en iemand die de hele dag foto’s van zichzelf op Instragram zet. In ‘Bulletproof Baby’ probeert de band ook de retro elektronische drums in te zetten. In het nummer People haalt de band ook de vocoder tevoorschijn. Omdat deze instrumenten meer als effect worden ingezet, leunt de sound er niet teveel op.
De productie van de plaat is goed. Het klinkt als degelijk en modern met een dikke vintage rand. De band heeft duidelijk voor ogen wat ze qua geluid willen. Sommige stukken van de plaat blijven iets te veel hangen in goede bedoelingen. ‘Somebody New’ is een goede ballad, als ‘ie iets minder lang zou duren. De verveling komt door de combinatie van de slepende muziek en het continu herhalen van het refrein.
De band steekt niet onder stoelen of banken dat het grootste deel van hun invloeden uit de jaren ’70 komen. Toch weten ze een eigen draai te geven aan de nummers die ze maken. Daardoor worden het geen kopieën, zoals weleens voorkomt bij bands met een retro geluid. De grootste zonde op dit gebied begaat de band in ‘Tatler Magazine’. Bij dit nummer krijg je het gevoel dat je naar een afgekeurd Queen-liedje luistert. De piano, de koortjes en de gitaarsolo klinken als kopieën. In de tekst wordt, al dan niet onbewust, verwezen naar ‘Bicycle Race’. Ook in het tweede deel van het tweeluik ‘Fire’ (part 1) en ‘Ashes’ (part 2) komen de koortjes weer terug.
Eigenlijk zou het daarna klaar moeten zijn, maar er komt nog een liedje. De band maakt de cirkel rond door ‘Body Talks’ te herhalen. Dit keer in een duetvorm met de zangeres Kesha. Met ‘Young & Dangerous’ levert de band een plaat af waarop zij duidelijk laten horen door wie ze geïnspireerd zijn. Toch weten zij hun eigen geluid te creëren waardoor zij minder klinken als een kopie dan andere bands met dezelfde inspiratiebronnen. (7/10)(Interscope)