Gelukkig was er voor het meest spectaculaire weekend van het jaar in Weert alleen maar mooi weer voorspeld. Het festivalterrein met de enorme tent en het hoofdpodium in de open lucht werd op 8 juli, de eerste dag van Bospop, met zon overgoten. Al vroeg op de dag was een opvallende verschijning te vinden in de tent; Xander speelde met zijn band, the Peace Pirates, afwisselend rustige en ruige bluesrock. De frontman mocht dan misschien een hand missen, zijn handicap was in geen enkel opzicht hoorbaar. Met een prothese en daaraan bevestigde plectrum speelde hij de snelste solo’s, en aan humor ontbrak het de ‘piraat’ evenmin (‘clap your hands, if you have them!’).
Toen de Pirates klaar waren en het podium in de tent omgebouwd kon worden voor de volgende act, stond het hoofdpodium alweer klaar voor de volgende show. De Black Star Riders kwamen iets later op dan gepland, maar maakten dat meteen goed door af te trappen met ‘All Hell Breaks Loose’, een perfecte representatie van hun Ierse hardrock. Thin Lizzy-grootheid Scott Gorham nadert de zeventig, maar stond niet minder zelfverzekerd op het podium dan veertig jaar terug. De ervaren Riders lieten zich niet uit het veld slaan door een kapotte bassdrum; de andere bandleden overlegden non-verbaal, zetten het volgende nummer in en wachtten tot de drums er vanzelf weer bij kwamen. De Black Star Riders zouden de Black Star Riders niet zijn als ze alleen hun eigen meesterwerken als ‘Soldierstown’ en ‘Bound for Glory’ speelden; hoewel het werk van de Black Star Riders gewaardeerd werd, ging het publiek pas echt los tijdens de Thin Lizzy-hits ‘Whiskey in the Jar’ en ‘The Boys Are Back In Town’, en dat kon ook niemand kwalijk genomen worden.
Hetzelfde was het geval toen een poosje later ook Blof op het hoofdpodium stond. Hoewel elk nummer van harte door het publiek onthaald werd, zijn het de hits als ‘Alles is Liefde’ en ‘Was Je Maar Hier’ waarbij het duidelijk wordt hoeveel mensen graag met de Nederlandse rockers meezingen.
Na het veelzijdige, virtuoze optreden van The Black Sorrows in de tent was het tijd voor wellicht het grootste feest van de dag; vanaf het eerste nummer speelde Vintage Trouble het ruim aanwezige publiek vanaf het hoofdpodium helemaal plat. De band verzorgde zijn eigen aankondiging, en deed dat heel gepast met een kleine act waarbij iedereen elkaar officieel de hand schudde voor het concert begon. Alle bandleden waren strak in het pak gekleed, maar daar ze leken zich allerminst belemmerd door te voelen; met name de zanger danste en sprong als een echte professionele danser terwijl hij foutloos door zong. Vanaf het begin was het optreden van Vintage Trouble al een en al show en spektakel. De muziek, die een kruising was van rock, funk en blues, deed sterk aan een mix tussen James Brown en The Blues Brothers denken en bracht iedereen op het veld in beweging. De zanger vertelde hoe ze een paar jaar terug ook op het festival speelden, in de tent, en hoe ze het feit dat ze nu op het hoofdpodium mogen staan allesbehalve licht opvatten. Het onbetwiste hoogtepunt van het optreden was wanneer de zanger van de achterkant van het veld stagedivede (ondanks het stagedive-verbod), terug naar het hoofdpodium, over een dolenthousiast en verliefd publiek.
Na het jonge en springende Vintage Trouble was de volgende grote act The Pretenders met Chrissie Hynde, die de tand des tijds ook verrassend goed heeft doorstaan. De show was wellicht iets tammer dan vroeger, maar zat muzikaal goed in elkaar en Hynde is zelfs op leeftijd nog een perfecte rockchick. Met nummers als ‘Alone’ en ‘Don’t Get Me Wrong’ waren zowel klassiekers als nieuwere nummers in het repertoire opgenomen, en alles werd door het publiek warm onthaald.
Tyler Bryant & the Shakedown was misschien wel de jongste band die op Bospop stond, maar deed niet onder voor de meeste andere acts. Bryant was een virtuoos die onafgebroken het podium op en neer rende, zonder dat dit ook maar het kleinste effect leek te hebben op zijn gitaarspel of ruige, gillende zang. Ondertussen nam hij ook de tijd voor praatjes over de band, of zijn voorliefde voor de blues die hij als reden noemde voor hun cover van Muddy Waters’ ‘Got My Mojo Workin’’.
Beth Hart, die een poosje later op het hoofdpodium stond, vertelde nog nooit zo enthousiast (en zo weinig nerveus) te zijn geweest en dat was merkbaar in haar optreden. De zangeres zong en schreeuwde de sterren van de hemel, en wisselde haar zang ook nog af met piano- en gitaarspel. Ze praatte openhartig over haar privéleven vol overwonnen verslavingen, haar huidige geluk en haar geloof. Nummers als ‘Monkey Back’ en ‘Bottle Jesus’ werden herkend en ook door het publiek enthousiast meegebruld.
In de tent kwam de bluesliefhebber vervolgens opnieuw aan haar trekken; het tienkoppige Magpie Salute, met verschillende ex-Black Crowes leden, speelde bluesrock van het hoogste niveau. Het eerste nummer werd gestopt door geluidsproblemen, maar al snel hervat vanaf het punt van onderbreking. Er kwamen nummers van de band zelf, Marc Ford en Rich Robinson langs, maar waar de meeste mensen echt op los konden gaan waren vanzelfsprekend de Black Crowes hits als ‘Thorn In My Pride’, ‘Sometimes Salvation’ en, als uitsmijter, ‘Remedy’.
De eerste dag van Bospop en het programma vol met internationale grootheden werden afgesloten met het Nederlandse Doe Maar. Voor het hoofdpodium dansten de festivalgangers voor de laatste keer die dag op nummers als ‘De Bom’, ‘Belle Helene’, ‘Is dit alles’ en de liveklassieker ‘Nederwiet’, waar natuurlijk door Joost Belinfante een gastoptreden werd verzorgd.
De eerste dag van Bospop was in elk opzicht zo een perfecte festivaldag. Het mooie weer, de steengoede artiesten en de inspanningen van de vele vrijwilligers maakten de zaterdag tot een feest dat alleen maar voor meer enthousiasme voor de zondag zorgde.
Foto’s (c) Anneke Klungers