Een in bijna alles tenminste dubbel uitgevoerd drumstel – voor de gemiddelde hobbydrummer zouden er zeker twee heel aardige kitjes uit te halen zijn – waar Billy Cobham gedecideerd en in alle mogelijke opzichten volledig gebruik van maakt. Zo hoort het voor een fusion-drummer van zijn statuur te zijn. Daar komen mensen op af, al meer dan veertig jaar. Dat, de bombastische power en ritmische helderheid die hem al vanaf de jaren ’70 een van de iconische, toonaangevende fusion drummers maken, én de aanvulling met topmuzikanten Dean Brown (gitaar), Gerry Etkins (toetsen) en Ric Fierabracci (bass) tot de Spectrum 40 Band staan garant voor een avond stomende, rollende en stampende fusion.
En inderdaad, vanaf de eerste maat ging het meteen helemaal loos. Dat Cobham inmiddels 73 is mag de pret niet drukken. Onnavolgbare polyritmiek, asymmetrische maatsoorten, puike breaks, razende solo’s, alles wat het publiek mocht verwachten werd geboden. En vooral: lekkere vette en bij tijd en wijle regelrecht freaky fusion.
Toch school vaak het mooie ook in het detail. Cobham weet als geen ander de energie in een nummer op te bouwen vanaf de grond. Zelden heb ik een zesachtste maat zó fraai verstopt gehoord als deze avond. En even zelden de enegie en power in een nummer tot zulke ongekende, bijna onsubtiele hoogte horen groeien.
Dean Brown op gitaar stal na Cobham toch vooral de show. Met een motoriek die sterk aan Lez Claypool (Primus) deed denken, danste hij soms bijna zombie-achtig stram en stuipend grimassen trekkend over het podium, terwijl hij naast de strakke thema’s en riffs zijn solo’s aangenaam lang uitspon zonder een moment te vervelen. Een echte ‘old hand’ in de fusion die het klappen van de zweep kent. En laat horen.
Verveling zou sowieso geen kans hebben gehad, daarvoor was de wisselwerking in de band te goed. Dynamiek en spanning werden prima bij elkaar aangevoeld en benut, wat toonde dat we hier te maken hebben met door de wol geverfde muzikanten, die ieder voor zich op een indrukwekkend palmares kunnen bogen. Ervaring was echter nergens aanleiding voor gemakzucht of routine. Gerry Atkins speelde het soort toetsen – en dan vooral de solo’s – waardoor je als jongetje in de jaren ’70 en ’80 synthesizer wilde spelen. Heldere, ronde sounds, overvloedig, maar niet overmatig gebruik van de pitch bender, een kilometervreter op de toetsen die met zijn solo’s Dean Brown naar de kroon stak.
En na de pauze: eindelijk die waanzinnige bassolo. Ric Fierabracci had het hele concert tot dan toe uitermate functioneel gespeeld en de basis gelegd voor de capriolen en uitspattingen van de rest, maar dit was zijn moment. Een waanzinnig krachtig opgebouwde solo, een werkelijk prachtig bas-intro voor ‘Heather’. Het maakte duidelijk dat bas spelen zoveel meer kan, nee moet zijn dan met de drummer meespelen en een basis vormen. Het maakte ook maar weer eens duidelijk hoe feitelijk iedere bassist in dit genre uiteindelijk schatplichtig is aan Jaco Pastorius. Wat spel en stijl betreft, en daarnaast zeker ook in de sound.
Spectrum 40 – een ode aan het debuutalbum ‘Spectrum’ uit 1973 – is een fijne reis terug in de tijd die laat voelen dat fusion verre van verleden tijd is.