Met het overlijden van David Bowie en Prince verloor Jett Rebel in 2016 zijn twee grootste muzikale helden. Hij spiegelt zich aan de tomeloze creatieve ambitie en constante drang om te willen vernieuwen van de twee poplegendes. Jett Rebel streeft precies hetzelfde na maar ziet het nauwelijks nog bij andere artiesten terug. “Ik doe zó iets anders dan de rest dat ik me afvraag of er nog wel plek voor mij is.”
Jelte Tuinstra alias Jett Rebel bracht in 2016 twee albums uit. Begin 2017 verschijnt er alweer nieuw werk en op 4 februari staat hij in Ahoy. De drie albums die hij in korte tijd schreef en opnam zijn onderling totaal verschillend.
Eigen sound ontwikkelen
“De drang om te willen veranderen heb ik altijd al gehad”, zegt de nu 25-jarige Tuinstra. “Ook toen ik nog compleet onbekend was en het helemaal geen zin had om te doen. Alle onuitgebrachte Jelte Tuinstra-platen die ik maakte tussen mijn veertiende en twintigste zijn zo. Al die tijd vroeg ik me af hoe ik zo ooit een eigen sound kon ontwikkelen en opvallen tussen de rest. Maar dat bleek uiteindelijk het makkelijkste te zijn van alles. Niet om arrogant te doen, maar ik zal nooit zo zijn als de rest.”
Grootste inspiratiebronnen
Tuinsta noemt David Bowie, Prince en Pablo Picasso zijn drie grootste inspiratiebronnen. “Puur door de creatieve vernieuwingsdrang. Ze hadden succes maar bleven er niet in hangen en probeerden het niet te reproduceren. Die drie staan op een voetstuk in mijn hoofd. Bowie en Prince zagen er elke keer weer anders uit. Ik heb dat ook: als je drie foto’s van mij uit 2016 naast elkaar legt, zie je nauwelijks dat het dezelfde persoon is. Mijn persoonlijkheid, voorkeuren en smaak veranderen voortdurend. Ik denk dat het bij hen ook zo was. Leg David Bowie’s Ziggy Stardust maar eens naast The Thin White Duke. Dat zijn totaal verschillende karakters.”
Michael Jackson
Door hun overlijden stonden David Bowie en Prince in 2016 weer middenin de schijnwerpers. “Het maakt me zwaarmoedig”, zegt Tuinstra. “Ze zijn nu even een hype, maar straks is het weg. Mensen die er weinig mee hadden, maken er even goede sier mee. Bij Michael Jackson was dat helemaal erg. Hij was overal uitgekotst maar toen ie dood ging, was iedereen opeens Michael-fan. Mensen die hem twee weken eerder nog een kinderverkrachter en een enge freak noemden, stonden opeens te moonwalken op de hoek van de straat. Maar ik had een kaartje voor de O2 in Londen waar hij zijn laatste concerten zou geven.”