De release van een nieuw Beth Hart album was altijd al een grotere aangelegenheid in Europa dan in haar thuisland. Het album ‘Live At Paradiso’ uit 2005 betekende haar definitieve doorbraak in Nederland, terwijl ze in Amerika nog moest sappelen in kleine zaaltjes. Beth Hart heeft een behoorlijk heftig leven achter de rug waarin drank en drugs, maar vooral haar bipolaire stoornis de rode draad vormden. Dat hoor je terug in haar stem, maar vooral ook in haar nummers. Geen lichte kost, nummers als ‘Sister Heroine’ over haar overleden zus of ‘LA Song’ over haar zoektocht naar zichzelf. Tegelijkertijd is Beth Hart ook een verstokte optimist en schreeuwt ze haar liefde voor haar man en haar moeder uit met alles wat ze heeft in nummers als ‘My California’ en ‘Mama this one’s for you’.
Vorig jaar nam ze de stap van het clubcircuit richting de Heineken Music Hall. Toen was Beth nog ongerust dat die zaal nooit uitverkocht zou raken. Dit jaar komt ze terug, met een nieuw album ‘Fire on the Floor’ en nog meer zelfvertrouwen. De Heineken Music Hall is al weken van tevoren uitverkocht.
Davy Watson
Het voorprogramma spelen in een stijf uitverkochte zaal als de HMH is nooit gemakkelijk, maar de Noord-Ierse bard Davy Watson moet ook nog invallen voor de zieke Jon Allen. Maar als Davy al zenuwen heeft weet hij dat wonderbaarlijk goed te verbergen. Hij neemt plaats op een kruk vooraan op het immense podium en begint tet spelen alsof hij in zijn eentje onder de douche staat. Davy is dan ook al een oude rot in het vak, als bassist en zanger trad hij in de seventies al op met iconen als Philip Lynott en Bob Geldoff.
In zijn huidige carrière treedt Davy solo op als rythm & blues zanger die zichzelf begeleidt op akoestische gitaar. Met zijn aanstekelijke liedjes en sympathieke interactie met het publiek weet Davy de volstromende HMH prima op te warmen voor Beth Hart. De hoogtepunten van zijn show zijn het aan de daklozen opgedragen ‘Prayer for the Lonely’ en ‘Belfast to L.A.’ waarin Davy verslag doet van zijn roadtrip naar L.A.
Beth Hart
Het immense podium van de HMH is door subtiel gebruik van gordijnen, (nep)kaarsen en gigantische, warm licht afgevende schijnwerpers omgetoverd tot een intieme huiskamer voor Beth en haar band. Midden voor het podium gaat een plankier het publiek in waar Beth veelvuldig gebruik van zal maken om nog dichter bij haar publiek te zijn. Beth Hart opent de show met het stevig rockende ‘Sick’ waarmee de toon voor de avond wordt gezet. Beth en haar band zijn naar Amsterdam gekomen voor een intense show.
Donald Trump
Beth wordt deze avond begeleid door een trio topmuzikanten die al jaren het hart van haar liveband vormen: gitarist Jon Nichols, bassist Bob Marinelli en drummer Bill Ransom. Vooral Jon Nichols speelt een onopvallende hoofdrol met zijn ingetogen, maar toch steeds aanwezige gitaarspel en de subtiel geplaatste, soms messcherpe solo’s. Het oorspronkelijk akoestisch opgebouwde ‘Delicious Surprise’ krijgt een behoorlijke rock ’n roll injectie waarmee Beth er geen misverstand over laat bestaan dat ze nog altijd een van de allerbeste rockzangeressen is. Het stevig rockende ‘Fat Man’, van het nieuwe album ‘Fire on the Floor’, wordt opgedragen aan Donald Trump met “I Pray that God shows the motherfucker the Light”.
Beth neemt plaats achter de grand piano voor het eerste hoogtepunt van de avond; het intense en broeierige ‘Skin’. Hiermee gaat wel het tempo omlaag, maar de intensiteit geenszins. Ook in ‘Baddest Blues’ schakelen Beth en haar band schijnbaar moeiteloos tussen klein en lieflijk en rauw en intens. ‘Love is a Lie’, het jazzy ‘Jazz Man’ en het melancholieke ‘Good Day to Cry’ van ‘Fire on the Floor’ worden even enthousiast ontvangen als de klassiekers uit Beth’s repertoire.
Terwijl Beth ‘Good Day to Cry’ zingt worden op het plankier stoelen, microfoons en een keyboard geplaatst. John en Beth nemen plaats op de stoelen en gezeten tussen het publiek spelen ze pareltjes als ‘Broken and Ugly’, het nooit uitgebrachte ‘Boogie Man’ en het bloedmooie intense ‘St. Teresa’. Maar het hoogtepunt van de akoestische gitaarsessie is ‘Ugliest House on the Block’ waarin de “Fuck it, I do it my way” houding bijna voelbaar is.
Publiekslieveling
Als Beth plaatsneemt achter de piano op het plankier is het tijd voor publiekslievelingen als het autobiografische ‘L.A. Song’ en het doorleefde ‘Leave the Light On’. Deze worden dan ook massaal meegezongen door het enthousiaste publiek. De setlist die de band vooraf gemaakt heeft is allesbehalve heilig. In plaats van ‘I’ll Take Care of You’ besluit Beth de prachtige ode aan haar echtgenoot Scott, ‘My California’ te spelen om daarvoor na afloop van het nummer ook een dikke knuffel van Scott te ontvangen.
Een lief gebaar dat bij ieder ander op zo’n gigantisch podium al snel gemaakt over zou komen, niet bij Beth Hart. Beth straalt zo’n authenticiteit uit met haar onbevangen ontboezemingen tijdens aankondigingen van nummers en de oprechte blijdschap waarmee ze een applaus in ontvangst neemt.
Met het stevig rockende ‘Waterfalls’ en ‘Trouble’ zijn we bijna bij de “Curfew” van de HMH aanbeland. Beth en haar band komen snel terug met een van de klassiekers uit haar Nederlandse clubshows, een rauwe uitvoering van ‘Whole Lotta Love’ van Led Zeppelin. Beth neemt afscheid van de HMH met een intense uitvoering van de Etta James klassieker ‘I’d Rather go Blind’. Beth komt nog één keer onder luid gejuich terug om aan te kondigen dat ze op 12 mei 2018 (“Much too long, I hope to be back before that”) de overstap naar de Ziggo Dome gaat maken. Als het zaallicht aangaat hijgt het publiek nog even na van de orkaan Beth Hart die over de HMH is gegaan.
Fenomeen
Hoe jammer het ook is voor de puristen onder de fans van Beth Hart, ze zal nooit meer in die kleine club staan waar je haar bijna aan kunt raken. Beth is uitgegroeid tot een fenomeen die zalen als de HMH bijna moeiteloos om haar vinger windt en toch de indruk weet te wekken dat ze speciaal voor jou de longen uit haar lijf staat te zingen. Na kleine shows in bijvoorbeeld de Effenaar en Paradiso staat nu 12 mei 2018 in Beth’s agenda. Wat een wereldzangeres!
Foto’s (c) Armelle van Helden