“Muziek lijkt erg op praten over God. Zodra je erover gesproken hebt, heb je hem weggejaagd.” Als iemand zoiets zegt dan zou je denken: laat ik over zíjn muziek maar niets zeggen, wat kun je nog anders dan de plank volledig mis slaan. Maar dat is lastiger dan het lijkt, want degene van wie bovenstaand citaat komt, is componist Terry Riley. En hij is special guest bij het World Minimal Music Festival in Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam. De openingsavond stond, zoals overigens een groot deel van de vierde editie van het festival, geheel in het teken van zijn werk. Op het programma stonden ‘In C’ en ‘A Rainbow in Curved Air’, twee spraak- en smaakmakende stukken uit de zestiger jaren, en de wereldpremière van ‘Children of Gaza’, dat hij speciaal voor het festival schreef.
De muziek van Riley laat zich niet makkelijk omschrijven – zijn citaat komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Hij wordt door vrijwel iedereen gezien als een van de grondleggers van de muziek die eind jaren zestig de naam ‘minimal music’ kreeg. Maar leg zijn werk naast dat van andere bekende minimalisten als Steve Reich en Philip Glass en meteen is duidelijk dat iets ‘minimal music’ noemen net zoveel zegt als de termen ‘klassieke muziek’, ‘jazz’ of ‘popmuziek’. De uitgangspunten zijn weliswaar vergelijkbaar, maar wat je uiteindelijk hoort, verschilt hemelsbreed van elkaar. Terry Riley is van oorsprong jazzpianist, wat voor een belangrijk deel zijn invalshoek bepaalt: open muzikale structuren en veel individuele vrijheid voor de uitvoerenden. In zijn muzikale taal klinkt daarnaast vooral zijn fascinatie voor de Indiase klassieke muziek door. Door deze eigenschappen zijn uitvoeringen van werken van Riley, zeker uit zijn beginperiode, feitelijk nooit hetzelfde. Hij laat uitvoerenden de ruimte om vanuit de ‘flow’ te spelen, de muziek schrijft zichzelf terwijl ze ontstaat in de begeestering van de musici. Dit kan onder meer verklaren dat aan zijn werk een sfeer van spiritualiteit en trance kleeft.
A Rainbow in Curved Air
De avond werd geopend met een uitvoering van het werk dat in 1969 een instant psychedelische hit werd. Plaats het in de context van die tijd, van flower power, liefde, vrede en de Beatles die naar Poona gaan om te mediteren, daarbij wat populaire geestverruimende chemicaliën voor de liefhebber, en het beeld is compleet. Het werk werd op het album gespeeld door Terry Riley zelf, in een aantal overdubs improviserend langs de lijnen van jazz en klassiek Indiase raga-patronen. Het elektronische orgel heeft een prominente plaats in het klankbeeld en de compositie kent geheel in lijn met de minimalistische uitgangspunten geen klassieke ‘ontwikkeling’, maar bestaat uit een stapeling van herhalende en verschuivende patronen. Zo beweegt het zich zonder ontwikkeling in de tijd, combineert, verandert, maar werkt niet toe naar een anekdotisch eindpunt zoals klassieke symfonieën, die soms minutenlang opbouwen naar het alomvattende slotakkoord. Onder andere hierdoor wordt ‘A Rainbow in Curved Air’ veelal gezien als het fundament voor de latere synthesizermuziek.
Live werd het uitgevoerd door Lunatree op orgel, synthesizer, slagwerk, gitaar, viool en cello. De indrukwekkende uitvoering van de compositie werd vooral gekenmerkt door het speelplezier van de musici. Waarmee direct duidelijk wordt hoe groot de stap die Terry Riley in de 60’er jaren maakte voor veel klassieke muziekluisteraars geweest moet zijn. Volgens de mores van die tijd, die overigens voor velen vandaag de dag nog steeds geldt, werd klassieke muziek uitgevoerd door serieus ogende musici, die bij het spelen keken alsof de last van de wereld op hun schouders rustte. In een omgeving van toegewijde aandacht en stilte werden de voorgeschreven noten zo goed mogelijk gespeeld, met een minimum aan vrijheid voor de uitvoerenden. Aan deze ietwat gechargeerde omschrijving voldoet in de composities en uitvoeringspraktijk van Riley vrijwel niets. Dát was de grootste stijlbreuk.
Children of Gaza
Fast forward naar 2014. In de zomer schreef Riley speciaal voor dit festival deze compositie, gewijd aan alle kinderen die slachtoffer zijn van een oorlog, geïnspireerd door de Israëlische vijandigheden ten opzichte van Gaza. Het vierdelige werk, uitgevoerd door het Nieuw Amsterdams Jeugdkoor onder leiding van Gregory Charette, tenor William Knight, accordeonist Janne Rättyä en harpiste Gwyneth Wentink, bevat dezelfde stijlkenmerken als veel eerder werk, maar mist de improvisatie, is volledig doorgecomponeerd, en combineert Indiase en onze westerse compositietechnieken. Het leverde een interessant, open en bij tijden dramatisch beeld. Vooral het derde deel, op de tekst van het Agnus Dei uit de Latijnse katholieke kerkmis, maakte indruk. Het commentaar dat het allemaal wat ‘dun’ klonk, zoals dat in de pauze te horen was, gaat voorbij aan de keuze van Riley om voor een kinderkoor te schrijven. Zo kwetsbaar als kinderen zijn in een oorlog, zo kwetsbaar klonk het nu ook.
In C
Volgde tot slot het fameuze ‘In C’. Dit is de compositie waarmee het voor Riley allemaal begon in 1964 en die veelal gezien wordt als de eerste ‘minimal’ compositie. Volgens sommige hardliners zou ‘In C’ geen compositie genoemd zou mogen worden. Het stuk bestaat uit 53 korte motieven, allemaal in de toonsoort C, die door een gezelschap in een bezetting naar keuze naar believen kunnen worden herhaald en gecombineerd. De aanwijzingen van de componist daarbij zijn uiterst summier. Hier toont zich Riley’s achtergrond als jazzmusicus; op basis van een partituur van letterlijk een A4-tje ontstaat iedere keer een uniek resultaat. Daarom zou ‘In C’ ook wel een geleide improvisatie genoemd kunnen worden.
‘In C’ werd uitgevoerd door Stargaze. Het is een internationaal ensemble, thuishaven Berlijn, met onder meer de Nederlandse hoornist Morris Kliphuis (onder anderen Kyteman Orchestra, maar ook onder meer het Trio Kapok waarmee hij de Edison Jazz People’s Choice Award won in 2014) dat zich toelegt op vernieuwende interpretaties en ‘grensoverschrijdend’ repertoire in de hedendaagse muziek. Zo voerden zij het ‘In C’ eerder uit met Nils Frahm.
De uitvoering op het deze avond was tamelijk bijzonder, aangezien Stargaze voor de gelegenheid een gastmuzikant zou ontvangen. Terry Riley zelf speelde namelijk een toetsenpartij en zong. Het leverde een bewogen en bevlogen uitvoering op die je ondanks het repetitieve karakter van begin tot eind op het puntje van je stoel hield. Verschuivingen in textuur, dynamiek, bezetting (de blazerssectie wisselde veelvuldig van instrument), wisselingen in metrum, tempo, geen middel werd onbenut gelaten om de volle rijkdom van het materiaal te onderzoeken. Morris Kliphuis had daarnaast zijn hoorn van de nodige effectapparatuur voorzien en legde zo bij tijd en wijle klanktapijten neer onder de toch al niet arme kleuren die het ensemble schilderde. Een belevenis van formaat die naar meer smaakt. Meer Riley en zeker meer Stargaze.