December is voor muziekjournalisten- en bloggers de maand om met de beruchte lijstjes op de proppen te komen. Mij leek het leuk om een muzikant op te zoeken wiens album ik tot een van de fijnste releases van het jaar reken: Phaedra Kwant. Met Still Listening leverde de bassiste en zangeres een cd af waarop slepende lyriek en aanstekelijke grooves elkaar afwisselen in een melange van jazz en pop.
Phaedra Kwant speelt met uiteenlopende bekende namen uit de pop-, jazz- en theaterwereld zoals Krystl, Saskia Laroo, Mike del Ferro en Veldhuis & Kemper. Daarnaast brengt ze haar kennis en ervaring over op studenten en houdt ze er ook nog het poptrio McChicks op na. En alsof dat niet genoeg is, leidt ze ook nog haar jazzband waarmee ze Still Listening uitbracht. In haar werkruimte in Amsterdam Oud-West praten we over het album, haar rol als begeleider en solomuzikant, George Michael, composities, Jimmy Haslip en Richard Bona.
Jazz en pop: speciale missie?
“Nou, ik ben geen missionaris hoor. Maar ik vind het wel fantastisch als bijvoorbeeld fans van Krystl op Spotify naar mijn album gaan luisteren en daarna de cd kopen. Echter, ik heb ook fans die schrikken van mijn solomuziek: ze vinden de ballads en die poppy dingetjes op Still Listening mooi, maar een nummer als Action Hero is dan weer teveel jazz. Terwijl ik denk: daar zit toch een lekkere groove in?”
Ik vind juist dat je album een mooie balans vormt tussen rustige en meer uptempo nummers waarin jazz en pop moeiteloos in elkaar overvloeien.
“Ik ben echt trots op alle stukken die op het album staan. Ik heb nog steeds niet iets ontdekt wat ik anders had willen doen. In tegenstelling tot mijn debuutalbum (Too Much In Store uit 2009 – SJ) heb ik totaal geen concessies gedaan. Dit is wat het is en ik vind het gaaf! Ik hou van albums waarop je wordt meegenomen. Dat hoeft niet in één ding. Tegenwoordig luisteren veel mensen hun iPod op shuffle en dan komt er ook van alles voorbij.“
Je neemt me zeker mee op Still Listening. Een mooi voorbeeld vind ik het instrumentale nummer Milton’s Air. Het heeft een hele serene ambiance en het ademt ook iets van Milton Nascimento.
“Nou, het heeft niks met Milton Nascimento te maken. Het stuk ontstond door een vakantie die ik twee jaar geleden maakte in Zuid-Engeland. Daar belandde ik bij de kostschool Milton Abbey. Zo’n school met van die aangeharkte grasveldjes. Het was een stralend mooi dag, zonder die Engelse grijze lucht. De omgeving was wijds, ontzettend stil, en er bevond zich een oud klooster met een kathedraal ernaast. Ik ben er zelfs nog drie keer teruggeweest. De plek gaf een majestueus sereen gevoel. Milton’s Air is een ode aan die dag. Het heeft iets pompeus en emotioneels.”
Ik hoor ook best veel gevoeligheid zoals in de titelsong en You Here. Ben je zelf een emotioneel mens?
“Ik ben heel serieus, maar zeker ook emotioneel. Sterker nog: In mijn muziek laat ik dingen horen die ik in mijn privéleven niet laat zien. Eigenlijk ben ik heel erg van de lyriek, terwijl ik ook een stoere kant heb door een dikke groove neer te zetten. En dat geldt zowel voor mijn karakter als mijn muziek. En dus speel ik zowel jazz als pop.”
Heb je eigenlijk een voorkeur voor jazz of pop?
“Ik heb behoefte aan afwisseling. Ik vind het heerlijk om een goede groove neer te zetten, maar ik haal net zoveel voldoening uit het improviseren in de jazz om met z’n allen te ontdekken waar we uitkomen. Tijdens een theatertour met Veldhuis & Kemper heb ik een stramien; dan weet ik waar ik aan toe ben en wat ik op welk moment moet spelen. Dat betekent overigens niet dat ik op halve kracht speel. Dat zal nooit gebeuren. En dat is eigenlijk veel belangrijker dan de vraag of ik liever jazz of pop speel. Iedere noot geef ik met 100 procent. Ook als het publiek niet voor mij komt, maak ik er nog steeds iets moois van.”
Je bent niet alleen bassist, maar ook zangeres. Hoe is die combinatie uiteindelijk ontstaan?
“Ik had zangles als bijvak tijdens mijn studie. Vanaf mijn eerste schoolbandje deed ik ook altijd de achtergrondkoortjes. Doordat ik als sideman al zoveel liedjes voor artiesten schreef, stimuleerden mensen om me heen om zelf de zangpartijen te doen. De kunst zit ‘m wel in het snel kunnen verleggen van je focus. In het liedje Pretty Much bijvoorbeeld zitten passages die voor gelijktijdig bassen en zingen best wel heavy zijn. Dat kostte me een hoop uren aan trainen. Maar mijn achtergrondervaring helpt daar ook behoorlijk in mee.”
Kun je een waardevol leerpunt benoemen dat je als begeleider hebt meegekregen?
“Jazeker! Met name bij een popartiest als Krystl heb ik geleerd dat je er voor je publiek moet zijn. Mensen kijken namelijk naar je, dat moet je niet onderschatten. Je moet energie geven om het vervolgens weer terug te krijgen. Dat leer je niet op het conservatorium, maar op het podium. Ik herhaal daarom ook: Ik speel nooit op halve kracht! Er moet maar net een programmeur van een groot festival in het publiek staan.”
Of een bekende artiest die met je wil samenwerken. Ik begrijp dat George Michael een van je helden is. Vertel eens.
“Ik ben vanaf mijn vierde al fan van George Michael. Hij was mijn eerste muzikale held. Tegenwoordig vind ik niet alles meer goed wat hij doet, maar ik volg hem nog steeds. Wat ik in hem bewonder, is dat hij vanaf zijn achttiende alles zelf doet: produceren, schrijven, zingen. Dat wilde ik ook altijd. Ik vind dat de nummers van Wham nog steeds staan als een huis. De baslijnen in een hoop tracks zijn soms zo goed dat ze vaak te moeilijk zijn voor coverbands. Careless Whisper is eigenlijk maar een gewone ballad, maar als je goed luistert, zit het vol met groovy dingetjes.”
Je draagt op Still Listening zelfs een nummer aan hem op.
“De song Strong Enough To Fall op het album is een ode aan hem. De blazers spelen eigenlijk het saxofoonthema uit Careless Whisper. Maar dat heb ik heel subtiel gearrangeerd. Ze wisten het niet eens. Ik heb het verbasterd in een andere maatsoort met andere akkoorden eronder. Als je het weet dan hoor je het. Eigenlijk is het een grapje.”
Over grapjes gesproken: kun je iets vertellen over het ontstaan van de song Wet Dog? Het klinkt zo heerlijk melig met dat ska-element.
“Grappig dat je dat zegt! Ik was dat nummer aan het repeteren voor het Amersfoort Jazz Festival, terwijl gitarist Peter Tiehuis aan me vroeg: ‘Dat is een beetje ska heh?’ Terwijl ik het meer een boogaloo vind. Trompettist Ruud Breuls dacht dat het geïnspireerd was door Zappa, omdat er van die gekke breaks inzitten. Maar ik luister helemaal niet veel naar Zappa. De humor die in Wet Dog zit, heb ik vooral door inspiratie van Martin Fondse die als gast op het album meedoet. Ik ben echt weg van zijn lyrische stijl en die gekke twists.”
Je volgde workshops bij de bassisten Jimmy Haslip en Richard Bona. Ben je op enige wijze door hen geïnspireerd?
“Het is leuk om te horen hoe iedereen werkt. Veel van die gasten zitten tijdens tournees alleen maar op hun hotelkamers te studeren om op niveau te blijven. En je komt er ook achter dat ze maar mensen blijven. Een medestudent bijvoorbeeld vroeg Haslip een jazz standard te spelen waarop hij vervolgens de bladmuziek wilde hebben, omdat hij de partij niet kende. Toen ik dat hoorde, stond ik perplex! Ik was in de veronderstelling dat je als bassist alle grond- en toonsoorten moest kennen. Maar door Haslip realiseerde ik me dat het niet erg is als je een liedje even niet kent. Ik maakte me daar altijd heel erg druk over. “
En nu niet meer hoop ik?
“Nee, nu ben ik veel relaxter. Richard Bona gaf me in dat verband ook een heel belangrijk inzicht. Ik speelde met hem solo’s over modale schema’s, maar ik begreep eerlijk gezegd niks van wat hij speelde. Mijn leraar luisterde en zei: “Joh, hij doet maar wat!” En dat was zo’n eyeopener! Want weet je: door die ervaring benader ik mijn spel nu veel meer op gevoel. Ik heb er door geleerd om dingen wat meer los te laten. Als je studeert denk je aan heel veel dingen. Pas als je van school afkomt, lukt het vaker om alle kennis die je hebt los te laten en gewoon te spelen.”
Foto (c) Floortje Vriezema