Op 4 december jl. was het op de kop af twintig jaar geleden dat Frank Zappa – gitarist, componist, filmmaker, satiricus … en wat niet nog – overleed aan de gevolgen van prostaatkanker. Hij was pas 52. Eind jaren ’60 richtte hij The Mothers of Invention op. Het was het begin van een roemruchte carrière. Decennia lang zou Zappa de popmuziek, moderne muziek en klassieke muziek voor velen verrijken met zijn allesbehalve conventionele visie op de gevestigde orde. Wat Zappa deed was raar, anders, ongrijpbaar, onbegrijpbaar voor velen, maar voor een minstens zo’n grote groep aanhangers was hij de Messias.
Nu, twintig jaar na zijn overlijden, leeft zijn muziek als nooit tevoren. Zijn zoon Dweezil houdt de muziek en erfenis van zijn vader in leven door met Zappa Plays Zappa al jaren en jaren de wereld rond te reizen en de muziek van zijn pa voor uitverkochte zalen te spelen. En allerminst onverdienstelijk. Dweezil Zappa kan inmiddels ook op een grote schare trouwe fans rekenen – al is een veelgehoorde opmerking aan zijn adres vaak: “Het is mooi, het is goed … maar het is geen Frank.” Ondergetekende is het daar slechts deels mee eens – al gaat het hier over iets anders, natuurlijk.
En wel over The Yellow Shark. The Yellow Shark is de titel van een van Zappa’s klassieke werken. Verschenen in 1992. Een jaar voor zijn dood. Volgens hem zelf: “One of the most fulfilling projects of my career.”
Door vele ensembles reeds uitgevoerd en dit jaar opnieuw, dubbel, in de belangstelling. Gisterenavond was ik er bij. In Tivoli.
The Yellow Shark, uitgevoerd door Insomnia – onder leiding van de in Bielefeld geboren Ulrich Pöhl (die een verrassend mondje Nederlands spreekt).
En dan begint nu mijn welhaast onmogelijke taak: Het beschrijven van de avond. Mensen, u moet mij geloven, dat valt nog niet mee. Maar, zoals het mijzelf betaamt, zal ik mijn best er nog voor gaan doen ook. Leest u mee?
Het is u wellicht bekend dat ik een groot Zappa-liefhebber ben. Al twintig jaar onderhoud ik de website: www.jazzappa.com en heb ik al zijn platen. Meerdere malen zelfs. Hoe groot was mijn plezier dan ook toen in in september van dit jaar naar London afreisde om daar de Europese premiere van 200 Motels (40 jaar na dato) bij te wonen.
En, dan nog geen twee maanden later: The Yellow Shark. In Utrecht nota bene! Een compleet feest. Althans, dat moest nog maar blijken, natuurlijk. Want hoe geniaal de muziek van Zappa ook op papier staat, het zijn verdorie wel de musici die er iets moois van dienen te maken. Daar gaan we!
Bij de kassa ligt mijn kaartje niet klaar. Ik word niet woedend, want zo ben ik niet. Mijn kompaan en partner in Zappa-crime, die wel een kaartje heeft, wil zelfs zijn kaartje aan mij afstaan. Een gebaar waar ik nog natte ogen van krijg als ik er aan denk. Gelukkig loopt het zo’n vaart niet, want de behulpzame mensen achter de andere kant van het glas geven mij een kaartje en ik neem plaats in de rij.
19:30 zaal open, wordt bijna 20.00 zaal open, maar een gratis muntje voor een consumptie in de pauze maakt dat weer ruimschoots goed (niet dat dat muntje de pauze haalde, maar het idee was alleraardigst).
Ik neem plaats op de derde rij, om maar niets te hoeven missen en ik merk dat ik nog nerveus aan het worden ben, ook! The Yellow Shark. Van Frank Zappa! Als dat maar goed gaat.
Gelukkig trakteert Insomnio, onder geweldige leiding van meneer Pöhl (mooie website heeft die meneer, trouwens), het publiek het eerste uur het werk Symphonie Déchirée van Luc Ferrari (1929-2005). Wat was dat fantastisch! Minimalisme, afgewisseld met klanktapijten uit vroegere tijden. Onverwachte dissonanten die helemaal geen dissonanten blijken. Een spanningsboog die niet strakker kan, maar dat toch is. Geweldig en subliem uitgevoerd door stuk voor stuk meesters op hun instrumenten. De pianiste met de blonde haren – waarvan ik de naam helaas niet zo vlug terug kan vinden – speelt bijna letterlijk de sterren van de hemel in een integer, breekbaar en o zo mooie interlude als de begeleidende videobeelden (die boven het orkest aan beide zijden worden vertoond) even niets vertonen.
De beelden, die vanaf het begin van het concert te zien zijn, zijn een prachtige aanvulling op het geheel. Sfeerbeelden, vormgegeven in een film van vier vrouwen in zomerse jurken – die van alles meemaken (wat zij meemaken, is geheel aan de kijker – maar vooral aan de luisteraar).
De acht stukken waaruit Symphonie Déchirée bestaat, worden zonder tussentijds applaus gespeeld. Ik luister in trance en kijk af en toe naar de beelden (die eigenlijk nét iets te hoog hangen voor iemand op de derde rij). Opeens is het afgelopen. Het is stil. Een seconde of drie, vier. En dan davert een barstend applaus los. En geheel verdiend. Mensen, wát een onverwachte traktatie. Schitterend. Geen noot op af te dingen. Chapeau. Vijf sterren. Griffel en kus van de kus. Oorkonde en speldje op de mouw, sticker in het schrift, een rozet naar keuze en murwgeklapte handen. Geweldig!
– pauze –
En dan. Dan is het zo ver. In de pauze trakteren wij onszelf op een verse Jupiler. Zodra wij daarmee in onze handen staan en de zaal weer inkijken, zien we Frank Zappa’s iconische snor geprojecteerd op de twee videoschermen. Voor iemand die misschien wat minder idolaat is van Zappa misschien zo maar een gestileerde representatie van een snor en klein sikje, maar voor een Zappafiel als ik, is die afbeelding genoeg om kippevel van te krijgen. En al helemaal als ik hem ‘in het wild’ zie.
Ik kan niet wachten totdat het begint en ben, na het aanschouwen van wat Insomnio met het werk van Luc Ferrari deed, al een stuk minder ongerust. En, oh! Het gaat beginnen! Vlug.
Vanaf noot één tot aan de, tot tweemaal toe, staande ovatie aan het einde, heb ik niet fatsoenlijk adem kunnen halen. Te bang om herrie te maken of ook maar iets te moeten missen. Gelukkig was er wel een korte pauze tussen de stukken (en ruimte voor applaus), zodat ik even naar adem kon snakken.
Mensen, het was geweldig. En ja, ik ben Zappa-fan en wellicht bevooroordeeld, maar dit was: ECHT. GOED. Alles klopte. En Pöhl kreeg dat haarfijn voor elkaar. Dat er twee nummers van plaats verwisselden, mocht geen naam hebben. Samen met mij keken waarschijnlijk de Zappa-fans in het publiek uit naar G-Spot Tornado (niet omdat dat het laatste stuk van de avond zou zijn, maar voor de geweldige compositie die het is.
En we werden op onze wenken bediend! Niet één, maar twéémaal speelde Insomnio G-Spot Tornado. De eerste keer was er een wat nare feedback-brom te horen. Toen het stuk was afgelopen (en daarmee het concert), ontving Pöhl en de mensen van Insomnio een minutenlange staande ovatie. Toen het klapgeweld enigszins was neergedaald, zei Pöhl, in prima Nederlands: “We geven deze nog een kans, vanwege de feedback.” En opnieuw speelden zij: G-Spot Tornado. Ditmaal dubbel tempo. Opnieuw subliem. Opnieuw prachtig. En, het mag niet, maar ik heb allebei de versies opgenomen met mijn telefoon (sorry, enkel voor privé gebruik, dus niet komen vragen).
Top. Top. Top. Ga dat zien. Ga dat zien. En dat kan nog!
Uw Zappa-fan. Deftig gesoigneerd, dank u wel.
~ Fred Händl