Mensen als Muddy Waters, Howling Wolf …verlieten de Delta op zoek naar een beter leven in Chicago. Ze verzamelden zich noodgedwongen aan de zuidkant van de stad in iets dat meer leek op een ghetto dan op een woonwijk. The South-side Toronzo Cannon zijn muzikale wieg stond in de achterkeuken van Theresa ’s Lounge, in the South-side van Chicago.
Theresa Mc Laurihn Needham noemt men ook “the Godmother of the Chicago Blues” en is postuum ingelijfd in “Blues Hall of Fame. En juist in haar keuken roerden Muddy Waters, Buddy Guy en Junior Wells voorheen al in dezelfde potten en de pannen. Geheel in de traditie van zijn grote voorgangers leende hij op jonge leeftijd zijn eerste gitaar, en liet zich naast Jimi Hendrix ook nog inspireren door de drie koningen, Freddie, Albert en BB-King. En dan krijg je deze sound, stuwende Chicago Blues in een mix van R&B en funky soul. Geen eenzijdig zwaar getrek aan de snaren maar inspirerende veelzijdigheid. En het is precies die afwisseling die dit album zo aangenaam en boeiend laat voort-chooglen ook al houdt Cannon al de nummers, net als op zijn vorige CD, in een vrij strak keurslijf.
Toronzo Canon is niet alleen een zeer goede gitarist, zijn krachtige en unieke gitaarstijl is hier duidelijk aanwezig, maar hij heeft ook een krachtige gospelstem en is bovendien een verdienstelijk songschrijver. De man heeft alle songs zelf geschreven op deze tweede CD van hem bij het Delmark-label.
Een zwak nummer moet je op deze evenwichtige plaat niet zoeken. Als je ’t eerder funky-soul wil houden, springen “Been better to you” en “Cold world” er zo uit. Voor de echte Blues-guys stompt “I’ve doing fine” echt lekker door en is “John The Conquer Root” ook een topnummer. “Sweet sweet sweet” is een instrumentaal nummer die de plaat mooi, kort en krachtig afsluit. Eén rustig gospelachtig akoestisch intermezzo “Let it shine always”, erg ingetogen en ontroerend gezongen met vocale assistentie van Mike Wheeler en Joanna Connor. (8,5/10)(Delmark)