Met De Prooi schreef Jeroen Smit een journalistieke bestseller over de ondergang van ABN Amro. Sophie Kassies bewerkte het boek tot een toneeltekst. Feiten gingen over in fictie, bestaande figuren in toneelpersonages. Jeroen Smit: ‘De Prooi houdt ons allemaal een spiegel voor.’
Jeroen, wat was jouw eerste reactie toen je hoorde dat De Prooi een toneelstuk zou worden?
JS: “Ik was gevleid. Direct daarna dacht ik: maar dat kan nooit. Regisseur Johan Doesburg zei toen: ‘Jeroen, we gaan dat boek van jou fabuliseren – er een fabel van maken.’ Dat vond ik een geweldig idee. Het boek bevat een bijna Shakespeariaans verhaal over de ondeugden die aan de macht komen wanneer succesvolle mensen in hun eigen waarheid gaan geloven.”
Sophie, had jij De Prooi gelezen?
SK: “Nee, maar ik wilde graag met het onderwerp aan de slag gaan. De bankwereld fascineert mij al jaren. Alleen al hoe bankiers eruit zien, met hun maatpakken als harnassen. Alsof ze ’s ochtends ook niet gewoon verkreukeld uit bed komen. Het is een wereld waarin je alleen hoofd mag zijn en de rest van het lichaam wordt ontkend. De ratio regeert, maar de mens is zo veel meer dan dat. Ik vind het mooi om dat te laten zien.”
Hoe begint het vertaalproces van boek naar script?
SK: “Ik zoek altijd naar een centraal thema. Al vrij snel ontwikkelde ik als werkpremisse ‘alles waarvan de waarde in geld wordt uitgedrukt, verliest zijn waarde.’”
Over welk soort waardes spreek je dan?
SK: “De trots op het oude instituut, op de 108.000 medewerkers over de hele wereld, op dat je iets betekent voor iemand omdat je zijn bedrijf kunt redden of een gezin een hypotheek kunt verstrekken. Dat je weet dat het bankiersvak over meer gaat dan financiële winst. In de hele samenleving zie je oude waarden afbrokkelen ten gunste van economische waarden. Zelfs ziekenhuizen krijgen straks aandeelhouders. Mijn hart breekt daarvan. Het is kennelijk geen maatschappelijke waarde meer dat wij voor onze zieken zorgen, omdat we dat normaal en belangrijk vinden.”
Als je het thema hebt vastgesteld, hoe ga je dan verder?
SK: “Ik maak een gedetailleerde samenvatting, zodat ik het materiaal goed in mijn vingers krijg. Ook zoek ik de mythe in het verhaal. Vervolgens begint het echte schrijven. Om het stuk los te trekken van de realiteit plaatste ik de personages in de posities aan een Shakespeareaans hof: de koning, de hertog, de nar. Het bedrijfsleven is immers net zo feodaal: ik geef jou iets, maar dan moet je mij wel trouw zijn.”
Vond je het lastig dat je personages zijn gebaseerd op bestaande mensen?
SK: “Het toneelstuk is fictie, dus ik kon schaamteloos over ze fantaseren. Ik stelde mij Rijkman Groenink (gespeeld door Mark Rietman) voor als een heel gereformeerde man, die weet dat hij ooit moet afrekenen. Zijn tegenstrever Wilco Jiskoot (Hajo Bruins) is juist een echte speler.”
JS: “Ik weet niet of dat klopt, hoor. Ik ken ze ook niet zo heel goed, maar in mijn boek koos ik ervoor niet te psychologiseren. Ik zou dat aanmatigend vinden in een nonfictie-reconstructie.” SK: “Ook in een toneelstuk is het aanmatigend, maar de kunst kan zich iets meer permitteren.”
JS: “Sophie kon de personages in het stuk een zekere kwetsbaarheid meegeven, die ik heel mooi vind, maar in mijn boek nauwelijks kwijt kon. Ik vind het ook goed dat ze de hoofdrolspelers niet als boeven portretteert. Het zijn mensen die hun best deden en in het succes de weg kwijtraakten.”
Hoe gebeurde dat?
JS: “Ze verloren het contact met de basis, met de klant. Dat is in essentie waar het misgaat, denk ik. Als je weet dat je mensen gelukkig maakt met het werk dat je doet, ontvang je daaruit ‘psychisch inkomen’. Hoeveel je verdient doet er dan minder toe. Wanneer je carrière maakt, wordt je werk steeds abstracter. Mensen worden cijfertjes, je kijkt alleen nog naar de koers en hoe anderen het doen ten opzichte van jou. Het psychische inkomen dat je verliest, compenseer je met bonussen. Rijk worden is een armzalige poging om respect te verwerven.”
SK: “Grote systemen leiden altijd tot abstrahering. Dat geldt voor banken, maar ook voor gefuseerde hogescholen en ziekenhuizen. Daarover maak ik me wel zorgen. Om ons hoge welvaartspeil in stand te houden, hebben we grote systemen nodig. Maar wanneer wordt zo’n systeem te groot?”
JS: “Dat is een belangrijke les van de crisis. Op papier kun je uitrekenen dat schaalvergroting leidt tot efficiëntie. Maar als een te groot bedrijf omvalt, zoals bij ABN Amro dreigde, zijn de maatschappelijke verliezen enorm. De samenleving betaalt dan een hoge prijs voor die veronderstelde efficiëntie.”
Veel mensen zijn boos op bankiers als Rijkman Groenink, die met miljoenen bonus vertrokken terwijl de overheid met gemeenschapsgeld de bank moest redden. Kun je dat begrijpen?
JS: “Ja. Een bank is van nut voor een samenleving, daarom geven wij miljarden uit om banken te redden. Dat brengt een morele verplichting voor bankiers met zich mee. Dat is helemaal uit het lood geraakt. Toch pleit ik ervoor om niet langer in te hakken op bankiers. We zien dat het niet werkt. We kunnen beter tegen ze zeggen: ‘luister eens, jullie zijn zo belangrijk voor ons, dat we jullie hebben gered.’ Pas als we ze omhelzen, is er een kans dat ze zich weer veilig en verbonden voelen, en hun gedrag aanpassen.”
Waarom zou ik eigenlijk naar de voorstelling gaan kijken als ik jullie fascinatie voor de bankwereld niet deel?
JS: “Wat bij de ABN Amro gebeurde, zie je in het klein op tal van plekken. Op kantoren, bij scholen, ziekenhuizen. De Prooi houdt je de vraag voor: wat vind ik eigenlijk belangrijk? Heb ik nog wel contact met waar het werkelijk over gaat? Daarvoor hoef je natuurlijk geen bankier te zijn.”