Nietsvermoedend zit ik in mijn eentje aan een vierpersoonstafeltje op het Amsterdamse Centraal Station een kleffe hamburger met veel te veel uien weg te werken wanneer ik in gebrekkig Engels aangesproken word door een jongeman die vraagt of hij mijn telefoon even mag lenen om iemand te bellen. Nu schieten er allerhande wilde scenarios door mijn hoofd over geweld en diefstal maar ik besluit de barmhartige Samaritaan uit te hangen en overhandig hem mijn telefoon.
Wanneer er aan de andere kant van de lijn wordt opgenomen converseren de heren even kort over en weer in het Engels tot hij de telefoon teruggeeft en mij vraagt of ik even kan vertalen. Het blijkt dat degene aan de andere kant van de lijn Nederlands is en de jongeman naar Den Bosch wilt loodsen. Aan mij de taak om hem een kaartje te laten kopen en hem op de goede trein te zetten. “Ai, daar heb ik niet voor getekend.” Denk ik bij mezelf. “Straks mis ik nog een stuk van het concert!” Toch neem ik de man op sleeptouw en voordat we goed en wel een kaartje voor hem hebben gekocht en het perron hebben gevonden zijn we toch al ruim een half uur verder. Nadat ik hem heb uitgelegd dat hij bij de derde stop uit moet stappen en dat zijn contact hem daar ophaalt bedankt hij me, drukt me de hand en zegt: “I want you to have this, it’s from my homeland Ghana”. Hij graait in zijn jaszak en overhandigt me een zweetbandje in de kleuren van de Ghanese vlag.
Met een glimlach en nog een bedankje beklimt hij, twee rolkoffertjes achter zich aan slepend, de trap naar perron 4b. Blij met het gebaar van de jongen en trots op mezelf dat ik een vreemdeling op doorreis heb geholpen haast ik me naar de trams om nog zo snel mogelijk bij de poptempel te geraken. Eenmaal aangekomen kan ik gelukkig langs de rij wandelen die buiten staat en vlug naar binnen omdat mijn naam op de gastenlijst staat. Helaas staat er dan wel weer een enorme rij voor de garderobe en dat terwijl de muziek, telkens als de zaaldeur open gaat, keihard de hal in wordt geblazen. Gelukkig staan mijn beperkte lengte en omvang, gecombineerd met een verontschuldigende glimlach mij toe om hier en daar een beetje voor te dringen. Eindelijk is mijn jas opgehangen en heb ik mij de overvolle zaal ingewerkt. Ik sta bij de bar om een biertje te bestellen terwijl de doordringende basklanken van het voorprogramma keihard de zaal in worden geslingerd.
Op dat moment vloek ik binnensmonds omdat ik besef dat mijn pen en noteblock nog in mijn jas zitten dus zal ik mezelf weer door de menigte moeten werken om ze op te halen. Teruggekomen volg ik een man die een weg voor mij baant naar het podium. Tijdens deze tocht bedankt Creature With the Atom Brain ons voor onze aandacht en begint af te bouwen. Uiteindelijk vind ik een plekje vooraan het podium, recht voor de microfoon. Het duurt niet al te lang voordat de band opkomt, op de voet gevolgd door Mark Lanegan. Hij loopt een beetje moeilijk, alsof hij spierpijn heeft van de marathon die hij gisteren heeft gelopen. Ook maar zonder het publiek aan te kijken wordt ‘The Gravedigger’s Song’ ingezet en bijna wordt ik van mijn plaats geblazen door de blazende baslijn. Met gesloten ogen opent Mark zijn mond en het valt me nog mee dat er behalve geluid niet ook rook uit zijn keel ontsnapt. De beste man klinkt alsof hij direct na zijn geboorte eens flink boven een schoorsteen is gehangen. Na een daverend applaus kijkt Mark even kort op en geeft ons een nors knikje voor hij zijn ogen weer sluit en ‘Sleep With Me’ inzet.
Ook ik sluit mijn ogen en laat me meevoeren op de trillingen van de bas en de drums totdat de trance wordt verbroken door een meisje dat zich hardhandig door de menigte werkt. Ik staar haar rug even chagerijnig aan alvorens ik mijn ogen weer sluit en de muur van geluid in me op probeer te nemen. Hoewel alle instrumenten op vol volume staan is er geen enkele die overheerst; sterker nog, ze complimenteren elkaar als lekker eten en goede wijn. In combinatie met de korrelige stem van Lanegan klinkt het als één harmonieus geheel. De nummers volgen elkaar op zonder dat Lanegan een woord loslaat. Pas halverwege het concert, nadat ‘Bleeding Muddy Water’, is afgelopen glijd zijn blik over de mensenmassa en met een raspende zucht zegt hij “Thank you”. Omdat het publiek zo lang heeft moeten wachten tot hij contact met hen maakt levert dit extra gejuich en applaus op. “Raar eigenlijk hoe deze man, zonder iets anders te doen dan zijn liedjes zingen, zo’n fascinerende podiumverschijning kan zijn.
En dat terwijl veel andere artiesten juist een explosieve show moeten neerzetten om zulk enthousiasme van hun publiek te ontlokken.” zijn mijn gedachten als de eerste tonen van ‘Quiver Syndrome’ door de zaal schallen. Mark houdt zijn strong & silent type houding vol totaan het eind van de setlist waarna hij door middel van een kort handgebaar het publiek bedankt en, als een slaapdronken grizzlybeer, halfstrompelend achter de coulissen verdwijnt. Het applaus van de mensen is oorverdovend en houd aan tot de heren weer achter de gordijnen vandaan komen. De toegift start met het eerste nummer van zijn veelgeprezen album Bubblegum: ‘When Your Number Isn’t Up’. Wederom met mijn ogen dicht grijns ik en zing keihard met de massa mee. Na ‘One Way Street’ en ‘Harborview Hospital’ eindigt de band de avond met ‘Methamphetamine Blues’.
Hierna vereert Lanegan het publiek met een heuse volzin waarin hij ons bedankt voor de support en onze komst. De lichten springen aan en iedere ziel in de uitverkochte grote zaal van Paradiso begeeft zich richting de uitgang. Vanzelfsprekend levert dit enkel een grote verkeerschaos op, zeker wanneer bekend wordt dat Mark bij de merchandisestand nog even wat handtekeningen zal zetten. Ik staak mijn pogingen om door de zee van mensen te ploegen en besluit dat het verstandiger is om even te wachten tot het tij gekeerd is. Mijn bierglas legend krabbel ik wat laatste aantekeningen op mijn noteblock en vertrek dan toch maar naar huis. Morgen weer vroeg college.