Vandaag duik ik in Do you remember eens terug de 70-er jaren in. “The 70’s”, een tijdperk waarin er enorm veel eendagsvliegen (“One Hit Wonders”) ontstonden, zo ook de artiest die ik vandaag onder jullie aandacht wil brengen. In eerste instantie wilde hij acteur worden, maar koos toch voor een carriére in de muziek. Wie kent zijn (in Nederland) grootste hit ‘Wild Places’ niet? Deze week in ‘Do you remember ….. Duncan Browne’.
Duncan Browne, geboren op 25 maart 1947, zou eerst zijn vader opvolgen als lid van de Britse Royal Air Force, ware het niet dat hij vanwege medische redenen afgewezen werd. Toen hij aan het Workshop College studeerde was hij een veelbelovende jonge acteur en clarinetspeler. Hierna trad hij toe tot de Londense Academy of Music and Dramatic Art, alwaar hij de opleiding ‘Composition & Harmony’ volgde tesamen met de legendarische Anthony Bowles, wie Duncan aanmoedigde om de muziek in te gaan. Zoals eerder aangegeven had hij de intentie om acteur te worden, zijn muzikale carriére startte in 1967 toen hij Andrew Loog Oldham van het platenlabel Immediate Records tegen het lijf liep.
Deze ontmoeting leidde in 1968 tot de release van Duncan’s eerste solo album ‘Give me, Take you’. Browne’s geluid was te vergelijken met de tekstuele elementen van onder andere Paul McCartney, Donovan, en de Moody Blues. Later speelde hij een hoofdrol in de Duitse speelfilm getiteld “Zeit fur Traume” (“Time for Dreams”) waarna hij in samenwerking met Micky Most in 1973 op het RAK label het album ‘Duncan Browne’ uitbracht. De eerste single van dat album; ‘Journey’, waarop hij zijn uitzonderlijk gitaarspel liet horen, deed het goed in de Britse hitlijsten. Het kreeg daar de titel “Meest vreemde single van het jaar”. In 1973 besloot hij om van de klassieke naar de elektrische gitaar over te stappen, dit in de periode toen hij Peter Godwin leerde kennen. Voor een periode van twee jaar werkten ze samen in Londen en Parijs aan het geluid , de songs en stijl van wat later leidde tot de band ‘Metro’.
http://www.youtube.com/watch?v=QKpClzTOJ0c
Duncan Browne’s enige album met ‘Metro’ kwam in 1976 uit op het Logo label. Het nummer ‘Criminal World’ werd later opgenomen door David Bowie voor zijn album ‘Let’s Dance’. Na zijn vertrek bij ‘Metro’ kwam Duncan naar wat bleek in zijn meest creatieve periode terecht wat leidde tot twee fantastische albums, te weten ‘The Wild Places’ (1978), en ‘Streets of Fire’ (1979). De band die Duncan samenstelde voor deze albums bestond uit: Tony Hymas (keyboards), John Giblin (bas), en Simon Phillips (drums), welke later samenwerkten met Pete Townshend, Jeff Beck, en Jack Bruce. In de jaren ’80 begon Duncan zijn muzikale interesse te verleggen naar het theater, de tv, en filmmuziek wat resulteerde in diverse soundtracks voor onder andere de BBC programma’s ‘World Service’, de drama serie ‘Shadow of the Noose’ en schreef hij muziek voor het Royal National Theatre en was director en mede-tekstschrijver voor ‘Brel’.
Vechtend tegen kanker, begon hij in 1990 voor het eerst in tien jaar weer aan een nieuw album te werken. Helaas heeft hij het niet meer kunnen voltooien, Duncan Browne verloor op 28 mei 1993 op 46-jarige leeftijd het oneerlijke gevecht tegen zijn ziekte. Het album, getiteld ‘Songs of Love and War’, werd voltooid door Nick Magnus, dit met de hulp van Colin Blunstone en Sebastion Graham-Jones. ‘Songs of Love and War’ werdt in 1995 op Nic Potter’s label Zomart uitgebracht. Duncan Browne’s songs zijn gecovered door onder andere, Patti Smith, Ian Matthews, Barry Manilow, Colin Blunstone, John English, en het meest succesvol door David Bowie.