De wegen zijn er niet zo schoon als ergens anders. Maar ik ken ook meerdere landen waar de wegen niet schoner zijn, maar uitermate veel smeriger. Gelukkig ben ik daar nu niet, want ik houd helemaal niet van wegen die nóg minder schoon zijn. Sterker nog, waar ik thans verzeild ben geraakt, daar wil ik ook helemaal niet zijn. Ik wil helemaal nergens meer zijn, als ik heel eerlijk ben.
Vanuit de verte klinkt een misthoorn. Totaal overbodig, omdat het helemaal niet mist. Daarnaast is de kust in zicht. De kust, die mooie kust, waar we allemaal van houden. Als de zon maar schijnt. En die schijnt vandaag. Het belooft een mooie dat te worden. Ik sta vroeg op, was mijn gezicht met water uit een ton, drink opgewarmde koffie uit een pannetje en zwaai vrolijk naar de eerste zonnestralen. “Hoezee en falderie. En faldera ook, meneer!”
De stad heet Herceg Novi en ligt aan een baai in de Adriatische zee. Het is een behoorlijk oninteressante stad, zoveel moet gezegd. Een stad om nooit in verzeild te raken als de zee en de bergen zich er niet als een maatpak van schoonheid omheen hadden gesloten. En overal liggen stenen. Keien, ja. Niet op straat, natuurlijk, dat zou namelijk het rijden in een auto behoorlijk veronaangenamen. En rijden in een auto is iets wat de inwoners van Herceg Novi nogal graag doen. Ik weet dat, omdat ik zojuist nog ternauwernood aan een ongeluk ben ontsnapt. Tijdens het oversteken van de ulica Nikole Ljubibratića, was dat.
Ik ben in Herceg Novi omdat ik geloof dat ik denk dat ik het nu eindelijk voor elkaar ga krijgen. Bij Raffaelo’s zijn ze immers op zoek naar vermaak. En dat bied ik. Vermaak, zoals het hoort. Van kwaliteit en met een lach. Of zonder lach. Maar kwaliteit is het. Met mijn soloact, op toetsen en een Stetson op mijn hoofd, houdt ik de bezoeker van begin tot het eind in vermakelijke spanning. Bijna drie uur kan ik moeiteloos vullen. Met covers en eigen werk. Op verzoek speel ik het Russische volkslied.
De baas van Raffaelo’s denkt er echter heel anders over. Na twee avonden soloact strand ik werkloos op de bovenste etage van een appartementencomplex. Nabij het politiestation. Ik heb in de twee avonden precies genoeg verdiend om hier nog een weekje te kunnen blijven, maar dan moet ik toch echt aan de tocht huiswaarts gaan denken. Het is dat, óf ik zoek een tent die mijn kunsten wél op waarde kan schatten. En daad voeg ik bij woord.
Bovenstaand is inmiddels al weer een maand of vier geleden. In heb inderdaad werk gevonden in Herceg Novi. En inderdaad aan de zee. En inderdaad houd ik de bezoekers elke avond in vermakelijke spanning. Maar eigen werk op de toetsen en mijn mooie Stetson komen er niet meer aan te pas. Wat er wel aan te pas komt is mijn groeiende repertoire aan Russische volksliedjes. Ik speel inmiddels niets anders dan Russische en Oekraïnse folkloredeuntjes. Ik kan u verzekeren dat me dat de strot inmiddels uitkomt.
In bar Aragana, zo heb ik mij laten vertellen, komen sinds jaar en dag alleen maar Russen. Vladimir Kanov is zo groots geweest mij een baan aan te bieden. En zo maar weggaan is geen optie. De zomer duurt hier nog tot zeker eind september. Ik heb zodoende nog twee maanden te gaan. Ik zou die Kanov op zijn smoel moeten stompen, me omdraaien en de tent uit lopen. Onderwijl schreeuwend: “Met iedereen maar niet met mij, Kanov ouwe schurk!!”
“Kanov?” vraagt Charles zachtjes, terwijl ik, mijn mond nog vol met Kanov, mijn ogen recht probeer te zetten. Dat lukt me, ook al duurt het even.
“Charles, jongen. Dank je wel. En schenk mij nog eens in, want er is weer veel gebeurd. Oh, en zet je ..” voordat ik mijn zin kan afmaken, hoor ik hem al. Bulat Odkujava zingt een lied over de trein naar Smolensk.
Berthold Sleuth, met kennis van muziek.