In Saint-Tropez komen de mensen die niet voor hun zomervakantie hebben moeten sparen. Aan de overkant van de baai ligt, Sainte-Maxime, waar alleen mensen komen om naar Saint-Tropez te komen om naar de boten, auto’s en mooie vrouwen te kijken. ’s Avonds wandelen ze langs de kade, waar de echte mensen dineren op het achterdek van hun boten. Met champagne. Zoals het hoort. Als de mensen uit Sainte-Maxime dan uren later weer voor hun tentjes op de camping zitten, met een flesje lauwe Kronenbourg, doen ze net alsof ze niet jaloers zijn op alle weelde die aan hen voorbij is gegaan. “Ik ben liever gelukkig dan rijk.”, hoor je ze dan zeggen. Instemmend knikken de mensen van de tent ernaast en voordat iemand ook maar iets in de gaten heeft, is de vakantie weer voorbij.
Maar niet voor mij! Ik vertik het om nog langer in Sainte-Maxime te blijven. Het Oss van Zuid-Frankrijk. Foert! “Schenk mij nog eens in, Michel, en laat die verdoemde fles maar staan!” Ik sta midden in High Rolls. Charles, en niet Michel, knikt terwijl hij nee schudt.. En geef hem eens ongelijk. Ik ga vlug zitten, want ik begrijp als de beste dat ik beter niet te vaak een ezel van mezelf maak. Aan de andere kant kan me het weinig schelen. Ezel of rijkaard. Of daar ergens tussenin. Het knaagt, maar ik kan er niet om malen. En met de fles op tafel, een sigaret tussen de tanden, zit ik. Achter mijn tafeltje, in de hoek van de kleine ruimte. Het is vandaag. Het is heden. Het is nu. Hier wel.
Het is een fijne wandeling, van Saint-Maxime naar Port Grimaud. Fijn omdat je links drie uur lang naar de zee kan kijken. Fijn omdat het prettig weer is. En fijn omdat ik met elke stap die ik zet het vuige Sainte-Maxime achter me laat. Wat een ellende, daar. Ik stel mij voor dat het in Port Grimaud allemaal niet zo is.
Maar zover kom ik niet. Ongeveer halverwege strand ik al in Beauvallon, omdat ik zonder dat ik er iets aan kon doen, verliefd ben geworden op een straatmuzikant. Niet in de erotische zin van het woord, verliefd, maar verliefd op zijn accordeon. En dan met name de prachtigste klanken die hij eruit weet te toveren. Ik blijf uren naar hem kijken, en ik nodig hem uit om mee te gaan naar Port Grimaud. Ik vertel hem van de band The Forlorn, waar ik jaren geleden nog niet onverdienstelijk op de toetsen speelde. Ik vertel hem dat ik al jaren geen haast meer heb en dat ik niets liever wil dan muziek maken en drinken. Maar niet meer alleen, al doen nieuwe vriendschappen me vaak meer pijn dan ik kan verdragen. Omdat ze in drie stadia mijn leven veranderen. Van nieuw naar vertrouwd. En van vertrouwd naar voorbij. Maar het kan me niet schelen! “Volg me, mijn vriend, en speel voor ons op het warme strand. De sterren van de hemel. Voor de maan en iedereen!”
’s Ochtends, nadat hij inderdaad de hele nacht alle de sterren van de hemel speelde, en wij als broeders van jaren her dronken en elkaar omarmden en de eeuwige vriendschap beklonken met Bordeaux uit plastic vaatjes, liep hij zonder een woord meer te zeggen terug naar zijn stek en begon te spelen. Ik heb nog een uur naar hem staan luisteren, maar hij keek niet meer naar me. Alsof ik er niet stond. Toen werd het me te veel en ik stapte op hem af. En voordat ik mijn mond open kon doen, om hem te smeken tegen me te praten, draait hij zijn hoofd weg. Dan, zonder dat zijn ogen de mijne ontmoeten, kijkt hij naar de grond. Daar ligt zijn vilten hoed, vol met stukken van 10 franc en kleiner. Hij wil hem oprapen om het geld te tellen, maar daar steek ik een stokje voor, door zo hard als ik kan tegen de hoed aan te trappen. De muntjes vliegen alle kanten en de hoed landt op de straat, waar er meteen een paar auto’s overheen rijden. “Schaduw op je pad!” citeer ik Hocus pas en loop weg, om in het zuiden van Frankrijk nooit meer terug te keren.
Als ik opkijk, lig ik met mijn hand in de asbak. Ik luister naar de stilte, waaruit heel langzaam en breekbaar een prachtige melodie tevoorschijn komt. Ik huiver. Dat kan toch niet? Als ik niet beter zou weten, zou ik zeggen dat daar, uit het diepste van de luidsprekers, Astor Piazzolla met Muerte del Ángel tevoorschijn komt. Ik kijk naar Charles. Hij knikt. Het is goed.
Berthold Sleuth, met kennis van muziek.