Ik loop om plassen heen en ga gebukt onder een meer dan straffe wind, die mij mijn kraag tot onder aan mijn oren doet optrekken. Er waait een nat eikenblad in mijn gelaat. Het is weer om voor thuis te blijven. Wat ik op straat doe? Mijzelf verplaatsen van mijn huis naar High Rolls, om mij eens een aantal aangename Muscadets achterover te slaan. Ik ben er aan toe. Mijn knie jeukt, dat komt door de regen, en thuis is het wijnrek leeg. “Charles, kerel, schenk mij eens zo’n heerlijke Muscadet.” mompel ik. En mijzelf verrassend voeg ik daar aan toe: “En neem er zelf ook één.”
Het is in alle dagen dat ik bij High Rolls kom, nog niet eenmaal in mij opgekomen om Charles een drankje aan te bieden. Beter dan vragen waarom, vraag ik mezelf hoe ik in hemelsnaam aan mijn tafeltje kan gaan zitten, met deze kleren. Ik ben doorweekt. Misschien valt het mee. Vaak valt het mee, dan is men niet half zo doorweekt als men denkt. Deze straat nog uit, en dan bij de tweede zijstraat rechtsaf. Da’s bijna.
Mijn oude kniewond jeukt als het gaat regenen. Het heeft jaren geduurd voordat ik dat in de gaten had. Niet dat jeuken, natuurlijk, maar dat het dan kort daarna ging regenen. Ik vertrouw maar op weinig dingen in het leven, maar op het jeuken van mijn kniewond vertrouw ik blindelings. Toch vraag ik me af waarom ik dan nu drijfnat High Rolls binnenstap.
Aan de bar, nog voordat ik ga zitten, bestel ik mij een Muscadet bij Charles. Hij heeft Dieter Falk opgezet en ik ben precies op tijd voor Higher Power. Mooi is dat. Nog zeker een half uur prima muziek.
Als ik ga zitten, bedenk ik me dat ik Charles niets heb aangeboden. Nou, dan zal het wel goed zijn, ook! Laat me toch met rust. Ik heb nog wel meer te doen dan de barman zijn eigen drank aan gaan lopen bieden. Hij heeft me dunkt genoeg drank waar hij kosteloos van kan snoepen. Ik zal hem dan vanavond maar een paar munten cadeau doen. Dan heb ik dat ook weer opgelost. “Proost, Berthold!”, roep ik als ik met opgeheven glas opsta. Ik ga vlug weer zitten, kap mijn Muscadet naar binnen en ril van nattigheid als ik in mijn hoofd opeens weer zes jaar oud ben.
Ik sta met mijn neefje in de Efteling. Mijn neefje is zeven, een jaar ouder dan ik. Hij woont in Ordingen, een prachtig dorpje nabij Sint Truiden. Hij komt niet vaak, maar als hij komt is het altijd een klein feestje. De Efteling, nog zonder Python en andere ongein. Het sprookjesbos, met de schoentjes die dansten en een grote enge wolf. Een dikke man die “papier hier” roept en waar ik mijn hand niet in durf te steken, omdat ik bang ben dat ik hem kwijt zal raken. Mijn neefje durft het wel. Hij steekt zijn arm tot aan zijn elleboog erin. Een echte durfal. Ik probeer het ook, maar kom niet verder dan het houden van mijn hand voor de geopende mond. Het voelt als stofzuiger.
Samen met mijn mama lopen we door de prachtige fantasiewereld en wij kijken onze ogen uit. Dan krijgen we allebei een pakje met drinken, appelsap. Daar houd ik van. En mijn neefje en ik delen een Raider, die zijn daar voor gemaakt.
Een zonnige dag. De mooiste dag van mijn leven. Aan die dag mag geen einde komen. En, met dank aan mijn vastgeroest geheugen, gebeurt dat ook niet. Elke dag kan ik opnieuw samen met mijn neefje in de Efteling zijn. Aan het begin van het leven, met de rugzak nog vol onschuld en onvoorwaardelijk vertrouwen. De nachtjes slapen, die maanden duurden, de schoolreisjes en op mijn fietsje in het park. De eendjes voeren en naar de kleine geitjes kijken. Voetballen met een echte leren bal, die niet kapot gaat als je hem de prikkelbosjes inschopt. Fluitjes vouwen van tegelpaadjes en een stukje mee mogen rijden met de SRV-wagen. Mijn verleden van lang geleden wil ik maar niet loslaten, met mama en mijn neefje naar de Efteling
“Laat mij niet alleen, en breng me naar de Efteling!”, schreeuw ik en sta midden in High Rolls. Ik heb mijn Muscadet gemorst, over mijn gezicht. Mijn wangen plakken en smaken zout. Zout? Wat heeft Charles me nu dan weer voorgeschoteld? Ik wil me omdraaien om Charles eens flink de waarheid te vertellen over het mij schenken van zoute Muscadet, als ik zie dat hij al naast me staat, een vaderlijke arm om mijn schouders. “Dat is geen Muscadet.”, zegt Charles. Eventjes later zit ik weer, en zingt Aznavour Yesterday, when I was young. En verder is er niets gebeurd.
Berthold Sleuth, met kennis van muziek.